Geplaatst op 4 reacties

Blijvende tevredenheid

tevredenheid

De mens lijkt in de basis ontevreden. We moeten ons omringen met leuke mensen, lekker eten en plezierige dingen om momenten van tevredenheid te kunnen ervaren. Tevredenheid lijkt te komen en te gaan en afhankelijk te zijn van externe factoren. Advaita Vedanta toont het tegendeel aan: tevredenheid is je natuur; het is ontevredenheid die komt en gaat. De heldere kennis dat je zelf de betekenis van tevredenheid bent, verdrijft de ontevredenheid voorgoed.

Zodra we ons ontevreden voelen, proberen we dit onplezierige gevoel kwijt te raken. We doen afstand van dingen of mensen die we niet plezierig vinden en we vergaren dingen waar we van houden. Dit gaat de hele dag zo door. Maar worden we daar echt tevreden van? Zijn het echt de dingen en mensen die ons tevreden maken?  

Tevredenheid is niet maakbaar

Omstandigheden hebben niet de kracht om ons tevreden te maken. Ga maar na: de ene keer voelen we ons gelukkig als we onze lievelingsmaaltijd eten, en een andere keer kunnen we er niet van genieten, omdat we ons zorgen maken over de extra kilo’s die er de afgelopen maanden bij zijn gekomen. We kunnen tevredenheid niet afdwingen of regisseren. Het lijkt alsof bepaalde mensen, dieren of dingen ons af en toe gelukkig maken. Maar dat komt omdat de ontevreden, onrustige geest even tot rust komt, waardoor tevredenheid, je eigen volheid, zich kan manifesteren in je geest.

Uit De essentie van de Bhagavad Gita van Swami Dayananda:
‘Wanneer je naar iets verlangt, is de geest onrustig; als het verlangde object verkregen is, is de rusteloosheid verdwenen en is de geest bevredigd. Het geluk dat je ontdekt, ligt in deze bevredigde, tevreden geest, niet in een object. Je houdt van die mensen, situaties en objecten die jouw geest tevreden kunnen maken. Niet elk object kan dit; door je achtergrond, waarden en opvoeding staan alleen bepaalde objecten en personen jou aan. Maar het geluk dat je ondervindt komt nooit van objecten of mensen, hoe dierbaar ze ook mogen zijn. Geluk is alleen zichtbaar in een tevreden geest, een geest die niets verlangt, want het zelf is de bron van geluk. De vreugde die je ervaart als je iets moois ziet of een aangenaam liedje hoort, is een expressie van jouw eigen natuur – een greintje van het onbegrensde geluk dat je bent.’

Vrij van wensen

Wat gebeurt er als deze kennis, ontvouwd door het onderwijs van Vedanta, door iemand volledig en helder begrepen is? Dan is iemand vrij van alle wensen. Stel je maar voor: als je zou weten dat je zelf de tevredenheid bent die je zoekt, dat je vol en compleet bent, dat er niets aan jou ontbreekt, dan zullen wensen voor meer veiligheid en meer plezier je niet meer binden. Want je bent niet afhankelijk van de wereld voor je geluk. 

Als iemand alle wensen die de geest koestert volledig opgeeft, voldaan in het zelf, door het zelf, dan wordt diegene een persoon van evenwichtige wijsheid genoemd. 
– Bhagavad Gita 2.55

Tevredenheid staat los van het vervullen van wensen. Dit inzicht kan ons hele leven transformeren. Als onze tevredenheid niet afhangt van omstandigheden, maar onze eigen natuur is, dan zijn we vrij. Dit is de vrijheid (mokṣa) die Advaita Vedanta onthult.

Onwetendheid is het probleem

Maar als tevredenheid onze natuur is, waarom zoeken we er dan naar? Dit komt omdat we onwetend zijn. Door onwetendheid en verkeerde overtuigingen onteigenen we onze ware natuur.

We worden als mens onwetend geboren en doen geleidelijk kennis op over de wereld. Maar de kenner die de wereld, inclusief het lichaam en de geest, waarneemt, blijft een groot raadsel. We leren niets over de ‘ik’ die voortdurend aanwezig is in elke waarneming. Vedanta heeft juist deze kenner, dit bewuste wezen, als onderwerp met als doel om onze onwetendheid te verdrijven, als we dat wensen. Vedanta is specifiek bedoeld voor mumukṣu’s, mensen die naar vrijheid verlangen. Die tot de ontdekking zijn gekomen dat de wereld tijdelijk en veranderlijk is en geen blijvende tevredenheid kan geven.

Tevredenheid ontdekken

Door middel van verfijnde onderwijsmethodes laat het onderwijs van Vedanta zien dat we de beperkingen van het lichaam, de geest en zintuigen op onszelf hebben geprojecteerd. Onze essentie is enkel bewustzijn; vrij van tijd, plaats en eigenschappen, onbegrensd, vol. De tevredenheid die we zoeken is onze eigen onbegrensdheid.

Omdat deze kennis ingaat tegen onze huidige overtuigingen is het om te beginnen van belang een relatieve tevredenheid te ontdekken. Alleen een relatief tevreden persoon kan begrijpen dat hij of zij absolute tevredenheid is, die nooit komt en gaat. Alleen een kalm persoon die vrij is van conflict kan langere tijd bij het onderwijs van Vedanta stilstaan en zijn eigen vrijheid toe-eigenen. Daarom geeft Vedanta ons kwaliteiten om te ontwikkelen, waaronder vairāgya, objectiviteit.

Objectiviteit geeft kalmte

Subjectiviteit is een oorzaak voor veel onrust in de geest en daarmee voor ontevredenheid. Als we de dingen in de wereld onterecht veel waarde toekennen, dan bestaat ons leven uit verwachtingen en teleurstellingen. We kunnen onze subjectieve projecties op de wereld verminderen door te onderzoeken wat de feitelijke waarde is van bijvoorbeeld geld, status en gezelschap. Alles heeft zijn waarde, maar we moeten gaan zien dat de dingen in de wereld ons geen blijvende veiligheid of tevredenheid kunnen geven. Door vairāgya, objectiviteit, te ontwikkelen, wordt de geest kalm, onberoerd door het wel of niet aanwezig zijn van mensen en dingen. Zo ontdekken we een zekere tevredenheid in onszelf.

Wie niet gehecht is aan externe objecten vindt geluk in zichzelf. Maar wie beschikt over de kennis van brahman (het onbegrensde) verkrijgt het geluk dat nooit afneemt.
– Bhagavad Gita 5.21

Het ontwikkelen van objectiviteit en andere kwaliteiten is een voorbereiding voor het volledig begrijpen van de kennis van brahman, het onbegrensde. Het traditionele onderwijs van Vedanta is systematisch en grondig. Door te luisteren naar het onderwijs zul je steeds beter gaan zien wat de natuur is van jezelf en van de wereld. En dat de essentie van jezelf gelijk is aan de essentie van alles.

Bewustzijn is het bestaan van alles en is onbegrensd. Deze onbegrensdheid is de betekenis van wat we tevredenheid noemen. Tevredenheid kan dus niet komen en gaan, want het is jouw natuur. Het is de ontevredenheid die komt en gaat door de onwetendheid en verkeerde overtuigingen over onszelf en de aard van de wereld.

Wil je meer lezen over Advaita Vedanta? Bekijk dan hier ons leesadvies.
Kijk voor (online) Vedanta-onderwijs op Advaita.nl.

Geplaatst op Geef een reactie

Bhagavad Gita quotes over meditatie

De Bhagavad Gita is één van ‘s werelds beroemdste spirituele boeken. Dit duizenden jaren oude ‘Lied van de Heer’ beschrijft de dialoog tussen Heer Krishna en de krijger Arjuna in het Indiase epos de Mahabharata. Krishna onderwijst Arjuna over het zelf dat onverwoestbaar is, over emotionele volwassenheid, over universele waarden, karmayoga, devotie én over meditatie. Hieronder vind je een selectie prachtige quotes in het Nederlands over meditatie. De citaten zijn afkomstig uit hoofdstuk 6 van de Bhagavad Gita.

Eerder plaatsten we al een uitgebreid artikel over meditatie, waarin je leest over de twee soorten meditatie die Advaita Vedanta onderscheidt: voorbereidende meditatie voor degene die zelfkennis wenst en contemplatie voor degene die zelfkennis verkregen heeft. De verzen hieronder gaan voornamelijk over contemplatie en bevatten daarnaast algemene instructies voor alle mediteerders.

Bhagavad Gita quotes uit hoofdstuk 6 ‘Meditatie’


Heer Krishna zei:

yogī yuñjīta satatam ātmānaṁ rahasi sthitaḥ,   
ekākī yata-cittātmā nirāśīraparigrahaḥ  6.10 

‘Moge de mediteerder, wiens lichaam en geest beheerst zijn, die vrij is van verlangens en bezittingen, afgezonderd op een rustige plaats verblijvend, continu zijn/haar geest verbinden met het object van meditatie.’ 6.10

śucau deśe pratiṣṭhāpya sthiram āsanam ātmanaḥ,   
nātyucchritaṁ nātinīcaṁ cailājina-kuśottaram  6.11 

tatraikāgraṁ manaḥ kṛtvā yata-cittendriya-kriyaḥ,   
upaviśyāsane yuñjyād yogam ātma-viśuddhaye  6.12 

 ‘Na de eigen zitplaats ingericht te hebben, door een grasmat, een huid en een zachte doek over elkaar heen te leggen, op een schone en stabiele plek die niet te hoog of te laag is, … 6.11

… daar gezeten op de zitplaats, de geest eenpuntig gemaakt hebbend, moge degene die de activiteiten van de geest en zintuigen heeft beheerst, meditatie beoefenen voor zuivering van de geest.’ 6.12

samaṁ kāya-śirogrīvaṁ dhārayannacalaṁ sthiraḥ, 
samprekṣya nāsikāgraṁ svaṁ diśaścānavalokayan  6.13 

praśāntātmā vigatabhīrbrahma-cāri-vrate sthitaḥ,   
manaḥ saṁyamya maccitto yukta āsīta matparaḥ  6.14 

‘De romp, het hoofd en de nek stabiel, stil en in één lijn houdend, de ogen alsof kijkend naar de punt van de neus, in plaats van naar alle kanten, … 6.13

… degene met een kalme geest, vrij van angst en standvastig in de keuze voor het leven van een brahmacārī (Veda-student), moge die mediteerder zitten, denkend aan Mij (Īśvara), met Mij als hoogste doel, terwijl de geest teruggetrokken is van al het andere.’ 6.14

yuktāhāra-vihārasya yukta-ceṣṭasya karmasu, 
yukta-svapnāvabodhasya yogo bhavati duḥkhahā  6.17 

‘Voor degene die met mate eet en beweegt, die alle activiteiten aandachtig uitvoert, die met mate slaapt en wakker is, voor hem wordt meditatie de vernietiger van verdriet.’ 6.17

yadā viniyataṁ cittam ātmanyevāvatiṣṭhate, 
niḥspṛhaḥ sarva-kāmebhyo yukta ityucyate tadā  6.18 

‘Wanneer de geest kalm is en alleen in het zelf verblijft, vrij van verlangen naar alle aantrekkelijke objecten, dan wordt hij een succesvol persoon genoemd.’ 6.18

yathā dīpo nivātastho neṅgate sopamā smṛtā, 
yogino yata-cittasya yuñjato yogam ātmanaḥ  6.19 

‘Een vlam die beschut is tegen de wind flikkert niet. Dit voorbeeld wordt gebruikt voor het beschrijven van de kalme geest van de mediteerder, die contemplatie op het zelf beoefent.’ 6.19

yatroparamate cittaṁ niruddhaṁ yoga-sevayā,
yatra caivātmanātmānaṁ paśyannātmani tuṣyati  6.20 

sukham ātyantikaṁ yat tad buddhi-grāhyam atīndriyam,
vetti yatra na caivāyaṁ sthitaścalati tattvataḥ  6.21 

yaṁ labdhvā cāparaṁ lābhaṁ manyate nādhikaṁ tataḥ,
yasmin sthito na duḥkhena guruṇāpi vicālyate  6.22 

taṁ vidyād duḥkha-saṁyoga-viyogaṁ yoga-saṁjñitam,
sa niścayena yoktavyo yogo’nirviṇṇa-cetasā  6.23

‘Wanneer de geest, beheerst door het beoefenen van meditatie, verblijft in het zelf, en wanneer men het zelf ziet enkel met behulp van zichzelf, en men voldaan is in zichzelf, … 6.20

… en wanneer men dit onbegrensde geluk herkent, wat is begrepen door het intellect en wat voorbijgaat aan de zintuigen, en wanneer deze persoon daarin verblijft en niet van de werkelijkheid weg beweegt, … 6.21

…en na dat verkregen te hebben, men niet langer denkt dat er nog iets beters te bereiken is dan dat, en daarin verblijvend men niet langer verstoord raakt, zelfs niet door een groot leed, … 6.22

… moge men dat kennen als dissociatie van associatie met leed, wat yoga wordt genoemd. Deze yoga dient vastberaden beoefend te worden, met een geest die niet ontmoedigd is.’ 6.23

yato yato niścarati manaścañcalam asthiram,
tatastato niyamyaitad ātmanyeva vaśaṁ nayet  6.26 

‘Naar welk object de instabiele geest, die voortdurend in beweging is, ook maar afdwaalt, breng hem terug. Moge men zo deze geest onder zijn eigen controle brengen.’ 6.26

sarva-bhūtastham ātmānaṁ sarva-bhūtāni cātmani,
īkṣate yoga-yuktātmā sarvatra sama-darśanaḥ  6.29  

‘Degene die een standvastige geest heeft dankzij contemplatie, en die in alle situaties de visie van gelijkheid heeft, ziet het zelf in alle wezens, en ziet alle wezens in het zelf.’ 6.29

cañcalaṁ hi manaḥ kṛṣṇa pramāthi balavad dṛḍham,
tasyāhaṁ nigrahaṁ manye vāyoriva suduṣkaram  6.34 

Arjuna zei: ‘O Kṛṣṇa, de geest is zo wispelturig. Hij is een krachtige, volhardende onruststoker. De geest is zo moeilijk te bedwingen als de wind.’ 6.34

asaṁśayaṁ mahābāho mano durnigrahaṁ calam,
abhyāsena tu kaunteya vairāgyeṇa ca gṛhyate  6.35 

Heer Kṛṣṇa zei: ‘Zonder twijfel, Arjuna, is de geest wispelturig en moeilijk te beheersen. Maar door herhaaldelijke oefening en objectiviteit komt hij onder controle.’ 6.35

(Nederlandse vertaling: Rommert en Manon van Dijk)

Leestips: