Geplaatst op Geef een reactie

De 5 kosha’s: vergissingen om te doorzien

De vijf kosha’s zijn een model dat inzicht geeft in wat je in essentie bent. Het onderwijs van Advaita Vedanta gebruikt verschillende modellen en onderzoeksmethodes, waarvan de vijf kosha’s een van de bekendste is. In Advaita Vedanta is het doorzien van de vijf kosha’s een eerste fase in zelfkennis, maar wel een fase die al veel verlichting geeft in je leven.

Kosha is een Sanskrietwoord en betekent ‘omhulsel’ of ‘bedekking’. De vijf kosha’s zijn een indeling van onze individualiteit.

De vijf kosha’s zijn:

  1. Annamaya-kosha – het fysieke lichaam
  2. Prāṇamaya-kosha  – de handelingsorganen en prāṇa’s
  3. Manomaya-kosha – de geest (manas) samen met de zintuigen
  4. Vijñānamaya-kosha – het intellect (buddhi) samen met de zintuigen
  5. Ānandamaya-kosha – de verschillende gradaties gelukservaringen

Deze onderdelen van het individu worden kosha’s genoemd, omdat ze het herkennen van onze essentie in de weg staan, zolang we ons ermee identificeren.

Verderop in dit artikel vind je een uitgebreidere beschrijving van de kosha’s en welke vergissingen we op deze niveaus over onszelf maken.

De oorsprong van het kosha-model

Dit model van de vijf kosha’s wordt traditioneel gebruikt in een onderzoeksmethode genaamd pañca-kośa-viveka – het onderscheid tussen de vijf kosha’s en het zelf (ātmā), jouw essentie. Deze methode vinden we terug in de Taittirīya-upanishad en wordt dus al duizenden jaren onderwezen. Vandaar dat het model in vele Vedanta-teksten terugkomt, zoals in de Vivekacūdāmani, Atmabodha en Pañcadashī. Dit zijn teksten die geschreven zijn door leraren in de traditie om het ons makkelijker te maken de Upanishads te begrijpen.

Het is dankzij Swami Dayananda (1930-2015) dat we nu over het onderwijs beschikken dat al deze teksten volledig helder maakt. Swami Dayananda heeft de onderwijstraditie namelijk een krachtige impuls gegeven door meerjarige opleidingen te geven in Advaita Vedanta, waarbij de Upanishads, de Bhagavad Gita en de commentaren daarop van Shankara werden onderwezen, plus vele andere Vedanta-teksten. Honderden van zijn leerlingen geven nu les over de hele wereld, waaronder ondergetekende. Dus wat ik schrijf is niet mijn persoonlijke kennis; ik deel wat ik heb ontvangen van Swami Dayananda en de gehele lijn van leraren.

Het zelf lijkt gekleurd door de vijf kosha’s

Hoe werkt het kosha-model? Laten we kijken naar een fragment uit de Atmabodha van Adi Shankara (800 n.Chr.). In vers 15 legt hij uit:

‘Door de nabijheid van de vijf kosha’s lijkt het zuivere zelf hun aard aan te nemen, zoals het kristal door de nabijheid van een blauw kleed die kleur lijkt aan te nemen.’

Door de nabijheid van de kosha’s lijkt het alsof jouw zelf, dat altijd zuiver en vrij is, gebonden is aan de eigenschappen van het fysieke lichaam, de geest, etc. Als je geest onrustig is, dan denk je ‘ik ben onrustig’. Als het lichaam moe is, zeg je ‘ik ben moe’. Het zelf (ik) lijkt deze eigenschappen te hebben, maar dat is een vergissing. Door identificatie vormen de kosha’s een bedekking voor het herkennen van je essentie, die zuiver is.

Het is zoals het kristal een blauwe kleur lijkt aan te nemen in de nabijheid van een blauw kleed. En in de nabijheid van een rode bloem, lijkt het kristal rood geworden. Hou je er een groen blad bij, dan lijkt het kristal groen. Maar de kleuren zijn eigenschappen van het kleed, de bloem en het blad en niet van het kristal, dat altijd helder en kleurloos blijft. Dit onderscheid (viveka) is wat Vedanta ons te bieden heeft als eerste fase in zelfkennis. De vijf kosha’s brengen enkel schijnbaar hun eigenschappen op jou over; je bent er vrij van.

De vergissingen per kosha

De vijf kosha’s zijn vijf ervaringsniveaus waarop we vergissingen over onszelf maken. In die zin vormen ze een bedekking, die we cognitief kunnen wegnemen door de vergissingen te doorzien.

Annamaya-kosha

Op het niveau van het fysieke lichaam maken we de vergissingen: ik ben jong/oud, man/vrouw, klein/lang, blank/zwart, etc. Alle eigenschappen die bij het lichaam horen, worden onze eigenschappen en dit zorgt voor lijden, complexen en de worsteling om vrij te worden van deze beperkingen.

Waarom ben ik niet het lichaam volgens Vedanta? In de Vivekacudamani zegt Shankara hierover (vers 157):

‘Dit fysieke lichaam is niet enkelvoudig. Het wordt gezien zoals een pot gezien wordt.
Hoe kan het lichaam je eigen zelf zijn?’

Het lichaam is niet enkelvoudig (eka), maar samengesteld. Het is een samengesteld geheel van allerlei delen en elk van die delen is niet het lichaam. Neem een willekeurig deel van je lichaam: een been. Is dat been het lichaam? Is je arm het lichaam? Is je hoofd het lichaam? Nee, alle delen samen vormen een intelligent samengesteld geheel dat we ‘lichaam’ noemen. Er is geen substantie genaamd ‘lichaam’. Hoe kan het zelf (ātmā) dit lichaam zijn? Het zelf dat door de Upanishads wordt aangeduid als één, non-duaal en ondeelbaar.

En het lichaam wordt waargenomen door jou, zoals elk object in de wereld. Je neemt een pot waar met je zintuigen en geest; jij bent de kenner van de pot en de pot is het gekende. Je weet: ik ben niet de pot. Het gekende verschilt van de kenner. Net als een pot is ook het lichaam een object dat je waarneemt. Jij bent de kenner en verschilt dus van het lichaam. Dus hoe zou het lichaam je eigen zelf kunnen zijn?

Prāṇamaya-kosha

Prāṇamaya bestaat uit vijf prāṇa’s en handelingsorganen. De vijf prāṇa’s zijn: prāṇa (ademhaling), apāna (uitscheiding), vyāna (circulatie), udāna (omkering) en samāna (spijsvertering). Deze zorgen voor de energiehuishouding van het lichaam en geven energie aan de handelingsorganen: grijpen, voortbewegen, spraak, voortplanting en uitscheiding.

Vanwege hun nabijheid beschouwen we de eigenschappen van prāṇamaya als onze eigenschappen. We zeggen ‘ik ben moe’, ‘ik ben fit’, ‘ik ben gezond’, etc.

Shankara zegt dat dit vergissingen zijn: ‘Ook deze prāṇamaya kan nooit het zelf zijn.’ Waarom niet? ‘Het is een product van lucht.’ De lucht die je inademt verenigt zich met prāṇamaya. Jij bent prāṇa niet, want dan zou je jezelf in- en uitademen!

Manomaya-kosha

Manomaya bestaat uit de manas en de vijf zintuigen. De manas staat voor het mechanische denken, waarnemingen, emoties, twijfels en fantasieën. En ook de zintuigen horen erbij.

Het is een kośa als ik concludeer ‘ik ben bedroefd’, ‘ik ben bang’ of ‘ik twijfel’. Manomaya is krachtig, want emoties voelen heel dichtbij. Als je je identificeert met verdriet en angst zorgt dat voor lijden. Angst is een feit, maar behoort toe aan je geest, niet aan jou.

Swami Dayananda

Swami Dayananda zegt in het boek Meditatie: Angst hoeft niet weggenomen te worden. Als je angst welkom heet, is er geen angst meer. […] Hoe meer je angst vermijdt, door jezelf af te leiden met andere gedachten of activiteiten, hoe steviger de angst verankerd raakt. Wanneer je angst welkom heet, heb je geen angst voor de angst. Anders heb je een angst voor de angst voor de angst… het hele lichaam kan één en al angst worden. Daarentegen, als je angst verwelkomt, gebeurt er iets magisch. Je hebt onmiddellijk ruimte als je kunt zeggen: “Ik heet angst welkom, ik ben niet bang voor angst.” Deze ruimte is een gevolg van meditatie.’

Ik ben me bewust van de emoties, dat betekent dat ik niet de emoties ben. Ik ben de kenner en de emoties zijn het gekende. Bovendien, zo zegt Shankara in de Vivekacudamani, ‘heeft elke gedachte een begin en eind, daarom kan manomaya beslist niet het zelf zijn’. Elke gedachte komt en gaat, terwijl jij onveranderlijk aanwezig bent. Je leest nu deze woorden. Elk woord in je geest komt en gaat, maar jij komt en gaat niet. Jij bent het onveranderlijke bewustzijn waardoor elke gedachte en elke emotie wordt gekend.

Vijñānamaya-kosha

Het intellect (buddhi) samen met de zintuigen wordt vijñānamaya genoemd. De buddhi en manas zijn verschillende functies van dezelfde geest. Deze opdeling is er enkel om de geest beter te begrijpen. Bij de buddhi horen besluiten, conclusies en de ik-gedachte. De zintuigen hebben dus twee bazen: of de twijfelende, onrustige geest (manas) of de vastberaden, heldere geest (buddhi).

De ik-gedachte hoort bij vijñānamaya. Dit maakt dat de vijñānamaya innerlijker ervaren wordt dan manomaya, ook al zijn beide functies van de geest. De vergissingen zijn: ‘ik heb dit gedaan’, ‘ik heb dit niet gedaan’, ‘ik weet’, ‘ik weet dat niet’, ‘dit overkomt mij’, ‘dit is van mij’, etc. Deze identificaties zorgen voor lijden in de vorm van schuldgevoel, schaamte, emotionele pijn, verlangens, angst voor verlies, etc.    

De identificatie met vijñānamaya is intens, want de ik-gedachte is voortdurend bij alle andere gedachten aanwezig. Daarom merken we hem bijna niet op. Dit niveau is de kern van het individu. Vijñānamaya houdt het lijden in stand óf kan de persoon bevrijden door naar het onderwijs van Vedanta te luisteren.

Waarom kan het zelf niet vijñānamaya zijn? Shankara noemt vele redenen, waaronder: ‘het is veranderlijk (vikāra) en inert (jaḍa)’. De Upanishads geven aan dat het zelf vrij van veranderingen is, maar de vijñānamaya ondergaat voortdurend veranderingen: nu is het een lezer, dan een kenner, vervolgens een spreker, een loper, een ziener.

En vijñānamaya is inert; het heeft geen bewustzijn van zichzelf. Het bewustzijn waardoor je deze woorden ziet, waardoor je dingen kent, ruikt, hoort, voelt, is het bewustzijn dat jij bént. De geest heeft geleend bewustzijn en schijnt niet van zichzelf. Zoals de maan met geleend licht schijnt. Als we de zon niet zouden kennen, zouden we ons ook kunnen vergissen. Dan zouden we kunnen denken dat de maan van zichzelf schijnt. Omdat we ātmā, het zelf, niet kennen, maken we de vergissing dat bewustzijn een eigenschap is van de geest. Maar bewustzijn verlicht zelfs de ik-gedachte. Dit zuivere bewustzijn ben jij.

Ānandamaya-kosha

Dan, tot slot de favoriete kosha van iedereen: ānandamaya. Het bestaat uit verschillende gradaties geluk (ānanda). Het wordt ook wel de ‘spirituele kosha’ genoemd, omdat intense gelukservaringen het idee kunnen geven dat je verlicht bent.

Het is zogenaamd het meest innerlijk, het meest dichtbij onszelf, want in een gelukservaring voelen we ons het meest thuis. Toch is het een kosha; een bedekking van onze ware natuur. Als we namelijk denken ‘nu ben ik gelukkig’ of ‘nu ben ik gelukkiger dan gisteren’, dan staat dit de herkenning van ons zelf in de weg, dat de bron is van elke gelukservaring.

Ānandamaya is een vrtti (gedachtevorm), zoals verdriet, angst en woede vrtti’s zijn. Deze specifieke vrtti vindt dus ook plaats in de geest, maar heeft een aparte plek gekregen in dit model, omdat het een belangrijke vergissing is om te doorzien. We zijn als mens steeds op zoek naar nieuwe gelukservaringen, omdat we onze eigen volheid niet herkennen. Daardoor gaan we worstelend door het leven.

Het zelf is compleet

Het zelf (ātmā) wordt in de Upanishads gedefinieerd als onveranderlijk, onbegrensd bewustzijn. Omdat het onbegrensd is, is het altijd vol, compleet. Jouw essentie heeft geen gebrek. Als je een gebrek ervaart in je leven (gemis van een dierbare, werk, gezondheid, etc.) dan zorgt dat voor verdriet. Terwijl volheid en geluk samengaan.

Hoe werkt dan het krijgen van een gelukservaring? Op het moment dat je ergens naar verlangt, is de geest onrustig. Zodra je het object van verlangen verkrijgt, kalmeert de geest en vanwege die kalmte is er een manifestatie van ānanda: een gelukservaring. Een kalme geest kan de altijd aanwezige volheid manifesteren. Een onrustige geest in veel mindere mate. Maar die volheid, die onbegrensdheid is er dus altijd. Het is jouw natuur, die onafhankelijk van de kosha’s bestaat.

Geen enkel geluk is afkomstig van een object of situatie. Wat je ervaart is een manifestatie van je eigen volheid.

Ānandamaya is dan ook niet het zelf (ātmā), want, zegt Shankara: ‘het is afhankelijk van omstandigheden’. Een bonbon kan ervoor zorgen dat je geest kalmeert, maar na de tiende bonbon niet meer, want dan krijg je er buikpijn van of ga je je zorgen maken over je gewicht. Een gelukservaring kent gradaties en is afhankelijk van vele factoren, maar jouw volheid is nergens van afhankelijk en is dus altijd vol. Daarom ben je niet ānandamaya.

Niet de 5 kosha’s, maar wat is het zelf dan wel?

We hebben nu alle vijf kosha’s weerlegd: ze zijn niet het zelf. En nu? De Vivekacudamani zegt (vers 212):

‘Wat overblijft is de onafhankelijke getuige (sāksī), wiens natuur bewustzijn is’


Wat niet weerlegd kan worden is bewustzijn, want om bewustzijn te weerleggen heb je bewustzijn nodig. Dus wat overblijft uit dit hele onderzoek is bewustzijn.

Dit is de eerste fase van zelfkennis in Vedanta, die een heleboel problemen in het leven lichter maakt. Het betekent dat de problemen van het lichaam niet wezenlijk bij mij horen. Een gebrek aan energie hoort niet bij mij. Emotionele complexen, verdriet, pijn en schuld; het hoort niet bij mij. Dit begrip ontneemt je niet de verantwoordelijk om te zorgen voor je lichaam en geest, en om te handelen in harmonie met je omgeving. Maar het wordt allemaal een stuk lichter, want je geluk hangt er niet meer vanaf.

Als je deze kennis hebt geassimileerd, dan vormen de vijf kosha’s geen bedekking meer. Want je ziet: ik ben altijd vrij; de eigenschappen van het lichaam, de geest en zintuigen horen niet intrinsiek bij mij. Zoals de kleuren niet bij het kristal horen.

Bewustzijn is onbegrensd

En wat is dan de tweede fase in zelfkennis? Dat is de onbegrensdheid van bewustzijn begrijpen, en de implicaties die dit heeft. De gehele visie van Vedanta is: jij bent het geheel. Dit begrip loopt via inzicht in wat Īśvara is. Het Vedanta-onderwijs is niet in een paar artikelen te verwoorden, maar ik hoop dat dit artikel je toch wat inzicht heeft gegeven.

Boeken over Advaita Vedanta

Bekijk hier onze boeken

Geplaatst op Geef een reactie

Interview met Swami Dayananda

Dit interview is een uittreksel van een uit meer dan tachtig bladzijden bestaand verslag van een reeks gesprekken die in februari 1998 gevoerd werden tussen Swami Dayananda Saraswati en Andrew Cohen. Het interview geeft inzicht in wat het belang is van het traditionele Vedanta-onderwijs. Swami Dayananda legt uit wat advaita is en wat we nodig hebben om verlichting te bereiken.

Wat is Advaita?

Vraag: Zoals u weet is er in het Westen een grote belangstelling voor Advaita en ik krijg de indruk dat er ook veel verwarring is over deze leer, dat het nogal verkeerd begrepen wordt en dat er in sommige gevallen zelfs misbruik van gemaakt wordt. We willen er graag met u over spreken zodat we een gezaghebbende traditionele visie kunnen laten zien. Zou u daarom, om te beginnen, eens willen uitleggen wat de filosofie van Advaita Vedanta is?

Swami Dayananda: Het woord ‘advaita’ is een erg belangrijk woord. Het is een woord dat dvaita, dat ‘twee’ betekent, weerlegt. De ‘a’ is een ontkennend deel, dus de betekenis zou zijn ‘dat wat niet-tweevoudig, of non-duaal is’. En het openbaart dat alles wat er hier is één is, wat bekent dat er niets anders is dan dat ene, noch dat het uit vele delen bestaat. Het is een geheel zonder delen en dat noemen ze ‘brahman’ (het absolute) en dat ben jij – omdat het non-duale niet van jou kan verschillen. Dus moet jij het zijn. En daarom, als je dat niet inziet, dan loop je het feit dat je het geheel bent mis.

Zou u de historische achtergrond willen uitleggen?

De Veda’s (heilige hindoegeschriften) zijn de oudste bundel kennis die de mensheid kent. En de traditie beschouwt niemand als de auteur van de Veda’s, maar zegt dat ze gegeven zijn aan de oude rishi’s (zieners) als kennis die werd geopenbaard. Men stelt dat de Veda’s uiteindelijk zijn terug te leiden tot de Heer als bron van kennis en het is deze bundel kennis die de bron van Advaita is. De Upanishads (de gedeeltes aan het einde van de Veda’s) gaan over de ontdekking van God – en ze gaan er niet alleen over, ze onderrichten er methodisch in. Ik onderwijs nu wat in de Upanishads wordt onderwezen. De Upanishads zelf zijn een leer en ook een onderwijstraditie. En het is een communiceerbare traditie – er is niets mystieks aan.

Maar ik denk niet dat advaita alleen in de Veda’s te vinden is; ik denk dat het overal is – overal waar het idee ‘jij bent het geheel’ is. Dat is advaita, of het nu in het Sanskriet, Latijns of Hebreeuws is. Maar het voordeel van Vedanta is dat het onderwezen kan worden en dat het wordt onderwezen. We hebben een onderwijstraditie gevormd en het is geleidelijk gegroeid. In Amerika, toen plotseling mensen vegetariërs begonnen te worden, waren tofu en alfalfa en nog een paar andere ingrediënten het enige wat ze hadden, omdat er geen traditie van vegetarisch koken was. Dat duurt een tijd. Je kan niet van de een op de andere dag een traditie in het leven roepen!

Wie worden als de belangrijkste vertegenwoordigers gezien van het Advaita onderwijs?

Er zijn een heleboel leraren die deze traditie in stand hebben gehouden van wie we de namen niet weten. Maar beginnend bij de Upanishads kunnen we zeggen: Vyasa, Gaudapada, Sureshvara – deze namen herhalen we elke dag. Maar Shankara neemt een centrale plaats in vanwege zijn geschreven commentaren. Het is het geschreven commentaar dat de traditie van lesgeven en de methode van lesgeven weergeeft en de methode is in deze traditie erg belangrijk: hoe geef je les? Er zijn een heleboel valkuilen in dit proces en een daarvan is de beperking van taal. Maar het onderwijs zal toch duidelijk moeten worden gemaakt door middel van woorden, wat inhoudt dat je een methode nodig hebt – een methode waardoor je zeker weet dat de student het begrijpt, omdat de verlichting plaatsvindt tijdens het lesgeven en niet achteraf. Dat is de traditie. Shankara neemt dus een belangrijke plaats in vanwege zijn commentaren, omdat hij op palmbladeren geschreven commentaren voor ons heeft nagelaten. Maar ik zeg niet dat de andere leraren minder belangrijk zijn geweest.

Waren er vóór Shankara geen geschreven commentaren?

Er waren er wel een paar. Wat ik momenteel elke ochtend onderwijs is in feite een commentaar op een van de Upanishads door de leraar van Shankara’s leraar, Gaudapada. Er zijn er nog een paar meer , waaronder Vyasa’s sūtra’s. Deze sūtra’s zijn analytische werken in de vorm van een serie zeer bondige zinnen, zodat je ze uit het hoofd kan leren. Deze maken vervolgens deel uit van de onderwijstraditie, zodat ze altijd ondersteund worden. Je schrijft de sūtra en dan onderwijs je hem aan een groep mensen en dit bij elkaar is wat wordt overgeleverd. Vervolgens, als je de sūtra reciteert, herinner je je wat we ‘de traditie’ noemen. In feite wordt de volledige Advaita Vedanta in de sūtra’s geanalyseerd.

Het zelf is reeds aanwezig in elke ervaring

Waarom bent u van mening dat de studie van de geschriften het meest directe middel tot zelfrealisatie is, en niet spirituele ervaring?

Zoals ik zei, wat men zelfrealisatie noemt is het ontdekken dat ‘het zelf het geheel is’- dat jij de Heer bent; in feite ben je God, de oorzaak van alles.

Niemand heeft een gebrek aan ervaring van advaita, aan dat wat non-duaal is – er is altijd advaita. Maar elke ervaring is net zo waardevol als iemands vermogen om deze te duiden. Een dokter die jou onderzoekt zal een andere verklaring geven voor je toestand dan iemand zonder medische kennis. Dus je hebt duiding nodig en jouw kennis kan niet beter zijn dan het kennisinstrument dat je voor dat doel gebruikt.

Wij hebben, als het individuele zelf, geen kennisinstrument om direct te begrijpen wat zelfrealisatie is en daarom is Vedanta het kennisinstrument dat daarvoor gebruikt moet worden. Een ander kennisinstrument zal niet werken, omdat voor dit soort kennis zintuiglijke waarneming en gevolgtrekking niet toereikend zijn.

Daarom ben ik van mening dat er in deze wereld niets zo weinigzeggend is als ervaring. Sterker nog, ervaring heeft ons kapotgemaakt.

[Vragensteller:] Ik heb als leraar de ervaring dat simpelweg het aanhoren van het onderwijs voor de meeste mensen niet genoeg is. Gewoonlijk hebben ze een of andere ervaring nodig; die de betekenis van de woorden op een directe, experimentele manier duidelijk maakt. En dan zegt zo iemand: “Oh, mijn hemel, nu begrijp ik het! Ik heb dit al zo veel jaar gehoord, maar nu zie ik de waarheid ervan in.”

Ja, maar zelfs die ervaring is nutteloos zonder juiste interpretatie. Stel dat het gevoel dat je een geïsoleerd individu bent voor een moment wegvalt, of tien minuten lang, of zelfs een uur, en dan plotseling lijkt die schijnbare dualiteit weer terug te komen. Betekent dat dan, dat het ene ware zelf verdrongen of vervangen wordt? Natuurlijk niet! Waarom zou je dan een ervaring nodig hebben voor verlichting? Verlichting is niet afhankelijk van ervaringen; het is afhankelijk van of ik mijn verwarring en onwetendheid kwijtraak – daar hangt het van af en van niets anders.

Men zegt dat advaita eeuwig is, dat het tijdloos is, en tegelijkertijd zeggen ze dat ze het op een bepaalde tijd en onder bepaalde omstandigheden hebben ervaren. Dat is niet traditioneel! Maar dat horen we overal. De traditie zegt: “Wat je op dit moment ziet, is advaita.”

Swami Dayananda

Stel iemand heeft een ervaring en na die ervaring zegt hij: “Ik was een uur lang eeuwig.” Eeuwig betekent tijdloos, vrij van tijd. Een ervaringstoestand kan geen zekerheid geven over wat de waarheid is. Zekerheid over de waarheid is het gevolg van jouw helderheid over wat ‘is’. Wat er anders gebeurt is: “Ik was een uur lang non-duaal brahman en toen kwam ik terug en was het voorbij.” Dan wordt elke gedachte een nachtmerrie, want dan ben ik niet in nirvikalpa-samadhi (totale absorptie in meditatie). Dat betekent dat ik niet om kan gaan met de wereld; ik moet voor altijd stoned zijn! Terwijl verlichting gewoon betekent dat je weet wat werkelijk is. Dat wordt sahaja genoemd, wat ‘natuurlijk’ betekent; het betekent gewoonweg helder inzien. Als mensen per se een bepaalde ervaring willen, dan betekent dat simpelweg dat ze het onderwijs niet begrepen hebben.

Zelfs op dit moment bijvoorbeeld, ervaar jij mij. En jouw ervaring schijnt twee dingen te onthullen: het ene is het subject, het andere het object. Maar laten we aannemen dat beiden een en dezelfde werkelijkheid zijn. Dan heb je geen enkel gebrek aan materiaal. De ervaring van het zien van mij, of van iemand anders; iets zien of horen, of aan iets denken – alles vanbinnen, buiten je, wat dan ook – die ervaring is advaita. En als dat zo is, dan hebben we geen gebrek aan ervaring en hoeven we dus niet te wachten op het plaatsvinden van een of andere ervaring. Welke ervaring je ook hebt, die ervaring onthult advaita, onthult non-dualiteit. Daarom is gebrek aan kennis het probleem en dat probleem moet opgelost worden.

Kennis van wat?

Van deze non-dualiteit! Praat ik over iets wat voor mij volledig onbekend is? Nee. Wat voor iemand anders onbekend is? Helemaal niet. Op dit moment bijvoorbeeld zie je mij en je zegt: “Swami zit hier.” Hoe weet je dat? Je zegt: “Omdat ik u zie, u hoor; daarom bent u er.” Daarom ben ik evident voor jou, omdat jij het vermogen bezit om te horen; daarom is de Swami er. Swami is er, omdat Swami voor jou evident is. De zon, de maan, de ster, de ruimte, de tijd is – deze zijn allemaal evident voor jou.

Hetzelfde geldt voor jouw ervaring van jezelf. Stel dat ik je vraag: “Heb je een fysiek lichaam?” “Ja” zal je zeggen, omdat het kenbaar is voor jou. “Kun je je herinneren dat je daar en daar bent geweest?” “Ja”, omdat dat evident is voor jou. Voor wie zijn al deze dingen evident? Voor jou! Voor jezelf. Dat betekent dat jij zelfevident bent.

Wanneer ben je niet zelfevident? Zeg me eens, wanneer? Omdat je zelfevident bent, hoef je nooit zelfevident te worden. Al mijn ervaringen bestaan, omdat ik zelfevident ben. Daarom wordt het zelf al ervaren, dat is wat ik zeg. Het zelf wordt als de uiteindelijke inhoud van elke ervaring ervaren. Ik zeg in feite dat juist onze ervaring het zelf is.
Daarom, wat in alle ervaringen onveranderlijk aanwezig is, is bewustzijn. En geen enkel object staat hier los van. En bewustzijn is niet afhankelijk van welk object dan ook en het heeft ook niet de eigenschappen van die objecten. Bewustzijn is in alles aanwezig en tegelijkertijd vrij van alles. Daarom zeg ik: dit is advaita, dit is non-duaal, dit is brahman, dit is onbegrensd; het is onbegrensd in tijd en onbegrensd in ruimte. En daarom is het brahman en daarom ben je al alles. Dit is het onderwijs en het betekent dat ik niet hoef te wachten op wat voor ervaring dan ook, omdat elke ervaring brahman is, elke ervaring is het onbegrensde.

Maar dit is een subtiel punt dat misschien niet makkelijk te bevatten is zonder een voorafgaande directe ervaring van het non-duale.

Als diegene het niet ziet, betekent dat dat ik door moet gaan met lesgeven. Of ze zien het wel, maar ondanks dat zeggen ze: “Ik heb toch twijfels over dit of dat.” Maar dat is geen probleem. Die twijfels moeten we dan gewoon wegnemen.

Eerst heb je een inzicht, waarbij je iets komt te weten, en dan, als er twijfels ontstaan, dan nemen we die weg. Ik zeg niet dat het geen kwestie van ervaring is, maar ik zeg dat ervaring altijd jouw eigen natuur is. Bewustzijn is aanwezig in elke ervaring en elke ervaring onthult het feit dat je zelfevident bent. En wat zelfevident is, is per definitie non-duaal. Dus subject en object zijn al dezelfde.

De verlichte golf

Stel dat er een golf is met een menselijke geest. Hij denkt: “Ik ben maar een klein golfje.” Dan groeit hij uit tot een grote golf, waarbij hij menig andere golf in zich opneemt en hij begint op te scheppen: “Kijk eens! Ik ben een grote golf.” Vervolgens raakt hij zijn vorm kwijt en hij wordt weer klein, en nu wil hij op de een of andere manier de kust bereiken. Maar vanaf de kust rollen andere golven naar de oceaan en vanaf de oceaan rollen golven naar de kust en deze arme kleine golf zit klem tussen deze golven en begint te jammeren: “Wat moet ik nu doen?” Er is een tweede golf in de buurt, een golf die erg gelukkig lijkt en de eerste golf vraagt aan hem: “Hoe komt het dat je zo gelukkig bent? Jij bent zo klein – in feite ben je nog kleiner dan ik! Hoe kom je zo gelukkig?” Dan zegt een derde golf: “Hij is een verlichte golf.” Nu wil de eerste golf weten: “Wat is verlichting?” De gelukkige golf zegt: “Zeg, kom op! Je moet weten wie je bent!” “Oké. Wie ben ik dan?” En de verlichte golf zegt: “Je bent de oceaan.” “Wat?! De oceaan? Bedoel je dat ik de oceaan ben, de oorzaak van al het water waarin ik leef en waarin ik weer zal terugkeren? Die oceaan ben ik?” “Ja, jij bent de oceaan.” En hij lacht. “Hoe kan ik de oceaan zijn? Dat is net zoiets als zeggen dat ik God ben. De oceaan is almachtig, allesdoordringend, de oceaan is alles. Hoe kan ik de oceaan zijn?”

Op dit punt kunnen we de stelling van Vedanta over de non-duale werkelijkheid van tafel vegen of we kunnen de vraag stellen: “Hoe zit dat? Hoe kan ik dat zijn?” Het onderwijzen van het non-duale is niet nodig als er over onze identiteit al duidelijkheid bestaat, als we begrijpen dat de werkelijkheid niet een verdeeldheid is, maar in essentie een non-duaal bestaan is. Zonder water is er geen golf. Elke andere golf en ook de hele oceaan is alleen één water.

Deze tekst is met toestemming vertaald uit het tijdschrift What is enlightenment?, herfst/winter 1998

Wil je meer lezen? Misschien heb je iets aan ons leesadvies.
Heb je interesse in het Vedanta-onderwijs? Kijk dan eens op www.advaita.nl

Geplaatst op Geef een reactie

Het traditionele onderwijs van de Upanishads

De Upanishads onthullen de onbegrensde, onveranderlijke werkelijkheid ‘waaruit alle wezens zijn geboren, waarin zij leven en waarheen zij terugkeren’. Ze ontvouwen hoe het onbegrensde bewustzijn de werkelijkheid van zowel onszelf als de wereld is. In de ontdekking hiervan zien we hoe we volledig acceptabel zijn, vrij van elk gebrek, de bron van geluk. Hoe komen we tot deze kennis? Kunnen we het onbegrensde wel bereiken? En wat is de rol van de duizenden jaren oude traditie, waarin deze kennis ook vandaag de dag wordt onderwezen?

Dit artikel is verschenen in Tijdschrift voor Yoga, 4 | 2021.

Als mens zijn we onwetend geboren en ons in hoge mate zelfbewust. Dit is de ideale situatie om allerlei vergissingen over onszelf te maken. Dieren hebben dit probleem niet. Zij zijn in heel beperkte mate bewust van zichzelf, waardoor ze tevreden, zonder zelfoordeel en complexen door het leven gaan. Een koe gaat niet naar de schoonheidsspecialist om haar wimpers te laten verven, laat staan naar de plastisch chirurg voor een buikverkleining. Wij vormen daarentegen wel oordelen over onszelf, vergelijken onszelf met anderen en gaan worstelend en ontevreden door het leven.

Universele vergissingen

De Upanishads spreken over de vele universele vergissingen die de mens maakt, zoals: ik ben het lichaam, ik ben de geest en ik ben de zintuigen – en hun beperkingen zijn mijn beperkingen. Dat betekent: ik ben ziek als het lichaam ziek is, ik ben slechtziend als de ogen slecht zien, ik ben onzeker, blij of verdrietig als de geest onzekerheid, blijdschap of verdriet toont. Voortdurend voelen we ons ergens door beperkt en we denken dat we iets moeten doen om van die beperkingen af te komen. We streven onbewust allemaal naar vrijheid van beperking, onbegrensdheid, volheid, wat we ervaren in momenten van geluk.

De Upanishads geven aan: je kunt op twee manieren naar onbegrensdheid of geluk streven: op een onnadenkende manier of op een intelligente manier.

Kaṭha-upaniṣad 1.2.2:

śreyaśca preyaśca manuṣyam etaḥ 
tau samparītya vivinakti dhīraḥ
śreyo hi dhīro’bhi preyaso vṛṇīte
preyo mando yoga-kṣemād vṛṇīte

‘De mens komt in aanraking met zowel śreyas als preyas. Na beiden onderzocht te hebben, maakt een scherpzinnig mens onderscheid en verkiest śreyas boven preyas. Iemand die niet helder nadenkt, kiest voor preyas, omwille van het vergaren en beschermen van zijn bezit.’

De Katha-upanishad zegt dat er twee dingen zijn die de mens kan nastreven: śreyas of preyas. Preyas betekent ‘iets plezierigs’. Wat dat precies is, verschilt van mens tot mens en van moment tot moment. De ene keer is het een stukje chocolade of het oplossen van een sudoku, de andere keer een yogavakantie op een ver eiland. Alles wat ons een plezierige ervaring geeft valt onder preyas.

We zijn als mens voortdurend op zoek naar prettige ervaringen; het is onze favoriete bezigheid. Door allerlei activiteiten te ontplooien, kunnen we ons tijdelijk tevreden of zelfs intens gelukkig voelen. Voor even vergeten we onze beperkingen door op te gaan in het moment. Preyas biedt ons tijdelijk geluk en het middel is handeling. Het is de weg die we gaan vanuit onwetendheid en vergissing. 

Śreyas: totale vrijheid

Śreyas betekent ‘het hoogste goed’, dat wat goed is voor iedereen, in elke tijdsperiode en op elke plaats. Het is moksha, totale vrijheid. We kunnen het verkrijgen door kennis van de ware aard van ons zelf. Het zelf is vrij van elk gebrek, is vol en compleet. Dit is iets om te ontdekken. Het is een reeds bereikt doel. Preyas, iets plezierigs, bereiken we door iets te doen. Śreyas, totale vrijheid, is onze natuur. Daarom is het middel voor śreyas niet handeling, maar kennis. Als iets al bij je is, maar je denkt van niet, dan is kennis genoeg om het te verkrijgen.

Stel je zoekt je leesbril. Deze heb je even geleden op je hoofd geschoven. Je concludeert dat je je bril kwijt bent en zoekt er overal naar: in huis, in de schuur, op straat. Je bent de bezitter van de bril, maar je weet het niet. Kennis is nu genoeg om de bezitter van de bril te ‘worden’. Je moet weten dat hij op je hoofd zit.

Zo hoef je ook niets te doen om vrijheid te bereiken; het is je natuur. Je bent al vrij. Maar je moet het wel weten! Want de conclusie ‘ik ben een beperkt, sterfelijk wezen’ heeft dezelfde uitwerking op je als daadwerkelijk een beperkt wezen zijn. Zoals concluderen dat je je bril kwijt bent, hetzelfde effect op je heeft als daadwerkelijk je bril kwijt zijn. Dus śreyas en preyas verschillen in zowel het middel als het resultaat. Śreyas (totale vrijheid) bereik je door kennis. Preyas (iets plezierigs) bereik je door handeling.

Leestip: het boek Sleutel tot de Upanishads

Het doel achter alle doelen

Beide doelen zijn voor de mens beschikbaar, maar op een verwarrende manier. Ze zijn niet werkelijk twee verschillende doelen. We zoeken śreyas (vrijheid) in de vorm van preyas (iets plezierigs). Śreyas is het ultieme goede waar iedereen naar op zoek is, bewust of onbewust. Als we genot zoeken in eten, drank en vakanties, zoeken we in wezen naar vrijheid van verdriet. Als we naar zekerheid zoeken in geld, macht of groepsidentiteit, dan zoeken we vrijheid van onzekerheid. Op allerlei manieren zoeken we naar vrijheid van elk gevoel van gebrek, elk gevoel van onbehagen. Totale vrijheid is het ongeziene doel achter al onze doelen in het leven.

Het kiezen van śreyas (totale vrijheid) als doel in het leven vergt veel volwassenheid en denkvermogen. We worden onwetend geboren, zowel van de wereld als van onszelf. Niet wetende dat we zelf het geluk zijn dat we zoeken, worden we van nature aangetrokken tot preyas (plezierige dingen). De Upaniṣads sporen ons aan om onze ervaringen te analyseren, zodat we de beperkingen van preyas gaan inzien. Pas dan zullen we openstaan voor een volkomen andere benadering van het probleem.

Muṇḍaka-upaniṣad 1.2.12:

parīkṣya lokān karma-citān brāhmaṇaḥ nirvedam āyānnāstyakṛtaḥ kṛtena
tad vijñānārthaṁ sa gurum evābhigacchet samit-pāṇiḥ śrotriyaṁ brahma-niṣṭham

‘Door de ervaringen, die zijn verkregen door handelingen, te analyseren, moge een volwassen mens objectiviteit bereiken. Moksha (totale vrijheid), dat niet gecreëerd is, kan niet bereikt worden door een handeling. (Daarom) om brahman te kennen, zou hij met twijgen in de hand enkel een leraar moeten benaderen die goed onderlegd is in de geschriften en die standvastig is in de kennis van brahman.’

Handelingen geven beperkte resultaten

Door onze ervaringen te analyseren kunnen we zien dat alles wat we bereiken met onze handelingen beperkt is. Elk resultaat dat we verkrijgen door handelingen is onderhevig aan vier beperkingen.

De eerste beperking is tijd. Plezierige dingen (preyas) die we verkrijgen geven slechts tijdelijk voldoening, nooit permanent. Hoe lang kunnen we genieten van een mooi boek, een kop thee, of een fijne yogahouding? Elke plezierige ervaring is tijdelijk; elke ervaring komt en gaat.

De tweede beperking is pijn. Elke winst verkregen door inspanning brengt verlies met zich mee. De verkregen winst gaat gelijk op met de tijd en moeite die in de handeling is gaan zitten. Om een yogavakantie te kunnen betalen, hebben we het hele jaar hard moeten werken.

De derde beperking is dat we door handelingen nooit volledige voldoening verkrijgen. We willen altijd meer of we willen het anders. De vakantie was wel fijn, maar iets te kort en het weer zat tegen.

En tot slot: plezierige dingen (preyas) werken verslavend. Ze creëren afhankelijkheid. Een smartphone was eerst een luxe, maar nu kunnen we niet zonder. Zelfs spirituele ervaringen van stilte en vrede door yoga en meditatie kunnen verslavend zijn.

Objectiviteit ontwikkelen

Door onze ervaringen te analyseren en hun beperkingen in te zien, worden we geleidelijk objectief over wat we met handelingen kunnen bereiken: alleen beperkte, tijdelijke voldoening. De Muṇḍaka-upaniṣad zegt: moge een contemplatief mens door deze analyse objectiviteit bereiken. Objectiviteit wil zeggen dat we niet méér waarde leggen in geld, macht, spullen, relaties, etc. dan zij bezitten. Geld maakt niet gelukkig en datzelfde geldt voor al het andere dat we door handelingen kunnen verkrijgen. Preyas (iets plezierigs) kan hooguit tijdelijk wat voldoening geven.

De oplossing ligt niet in het bereiken van dingen die we nog niet bereikt hebben, zoals meer geld en plezier. De oplossing ligt in het bereiken van wat al bereikt is: onze eigen essentie, die vrij van elk gebrek is.

Iedereen vindt het heerlijk om te slapen, omdat er een onderbreking plaatsvindt van onze worsteling in het leven en onze verkeerde overtuigingen over onszelf. Zelfs de meest verdrietige persoon, is vrij van verdriet tijdens de slaap. De criticus in ons, de zelfhaat, jaloezie, pijn en schuld: het is allemaal verdwenen in diepe slaap. We laden ons op in dat waarvan de Upaniṣads zeggen dat het ons zelf is: onbegrensd bestaan-bewustzijn (brahman), vrij van elk gebrek. Maar daarvoor hoeven we niet te gaan slapen. De Upaniṣads geven ons de kennis over dit zelf dat altijd hier en nu vrij is. En zo bereiken we het reeds bereikte.

Het onbegrensde bereiken

Het onbegrensde (brahman) kan niet werkelijk bereikt worden. We kunnen alleen iets bereiken wat begrensd is, want bij elk bereiken, verkrijgen of ervaren is een ik betrokken, degene die bereikt, plus dat wat bereikt wordt. Een subject en een object die elkaar begrenzen. Brahman is onbegrensd in tijd, plaats en eigenschappen. Er is niets buiten brahman; geen enkele gedachte, geen enkele emotie, geen enkele ervaring. Dat wat onbegrensd is in tijd, plaats en eigenschappen moet er altijd zijn, het moet overal zijn en het moet alles zijn. Daarom is het bereiken van brahman, van mijzelf, enkel in de vorm van de vernietiging van onwetendheid.

In de Katha-upanishad onderwijst Yama (de Dood) de jonge Naciketas over brahman.

Hoe bereiken we ruimte? Ook enkel door ruimte te kennen: ruimte is overal en altijd aanwezig. We hoeven ruimte niet fysiek te bereiken. We hoeven niet ergens naartoe te gaan om ruimte te bereiken of ruimte nog te ervaren om het te bereiken. Zo ook kan brahman enkel bereikt worden door kennis.

Je bent al vrij, maar je weet het niet. Wanneer je dit begrijpt, krijgt je zoektocht richting. Je weet nu dat je kennis nodig hebt. Daarom zegt de Upanishad: ‘Ga naar een leraar die de geschriften kent en die jou de kennis van brahman kan onderwijzen.’

De onderwijstraditie heeft de sleutel

De Upanishads wijzen ons op de noodzaak van een traditionele leraar; een leraar die zelf onderwezen is door een leraar in de duizenden jaren oude onderwijstraditie. Tot op de dag van vandaag wordt deze traditie in leven gehouden door een lijn van leraren en leerlingen die teruggaat tot aan de rshi’s, de zieners van de Upaniṣad-mantra’s. In het onderwijs wordt gebruikgemaakt van de commentaren op de Upaniṣads van grote leraren zoals Adi Shankaracarya (800 n.Chr).

Een leraar in deze traditie heeft de kennis van brahman (het onbegrensde) samen met de onderwijsmethode ontvangen en heeft daarmee de sleutel van de mantra’s in handen. In het onderwijs tussen leraar en leerling komt de kennis tot leven en blijken de schijnbaar mystieke mantra’s glasheldere kennis te ontvouwen over de onbegrensde werkelijkheid; mijn eigen zelf.

Totale vrijheid

De Upanishads hebben maar één doel: ons laten zien dat we zelf de onbegrensdheid, de volheid zijn die we zoeken. Deze kennis maakt een einde aan al het geworstel in het leven naar meer geluksmomenten. Als we eenmaal helder weten dat we zelf de bron zijn van geluk, dan hoeven we niet meer op zoek naar geluk in de buitenwereld. Dit is de totale vrijheid (śreyas) waar de Upanishads over spreken: vrijheid van onwetendheid en vergissing en daarmee vrijheid van de voortdurende zoektocht naar geluk. Wat een verlichting!

Geplaatst op 2 reacties

Vedanta: ontspannen jezelf leren kennen

Je verlangt naar blijvend geluk, rust, stilte, liefde. Wat kun je dan doen? Alles achter je laten en naar een grot in de Himālaya’s vertrekken om daar te mediteren? Eindeloos coaching en training volgen om je persoonlijkheid te perfectioneren? Advaita Vedanta zegt: ontspan, stel je open voor het onderwijs van de Upanishads en je zult zien dat je al bent wat je wilt zijn.

Advaita Vedanta biedt ons een proces van transformerend inzicht en ontspanning. Er komt geen strijd bij kijken. Geen stress, geen hardheid naar jezelf of anderen. Geen druk om jezelf te verbeteren of te ontwikkelen. Vedanta maakt juist een eind aan het voortdurend ‘worden’, ook wel samsāra genoemd.

Samsāra kenmerkt zich door een onophoudelijk streven om zekerder en gelukkiger te worden. Dit uit zich bij iedereen steeds weer anders in kleine en grote wensen. Van de wens voor een andere haarkleur tot de wens voor een wereldreis. Dit is de voortdurende zoektocht van de mens; een leven van ‘worden’.

Je bent al wat je wilt zijn

Vedanta heeft een unieke visie op jou, namelijk: je bent al precies wat je wilt zijn. Lees ook: De zoeker is het gezochte. Je wilt vrij zijn van alle beperkingen die je denkt te hebben, zoals verdriet, onzekerheid, pijn, ziekte en onwetendheid, en dat ben je al. Daarom is het hele proces in Vedanta gericht op het wegnemen van de vergissingen over jezelf en het helder krijgen van je eigen onbegrensdheid en vrijheid. Hiervoor hoef je niets te veranderen aan jezelf of je leven.

‘Als we denken dat we daadwerkelijk iets moeten bereiken, verkrijgen of ervaren, dan is onze zoektocht eindeloos. Want iets bereiken kan alleen gaan over iets dat begrensd is. Bij elk bereiken, verkrijgen of ervaren is er een ik aanwezig die iets bereikt, verkrijgt of ervaart. In zo’n situatie blijft er zowel een subject als object aanwezig. En zij begrenzen elkaar. Iets bereiken, verkrijgen of ervaren is altijd begrensd in tijd, plaats en eigenschappen. Terwijl de Upanishad ons het onbegrensde wil laten ontdekken. Dat wat onbegrensd is in tijd, plaats en eigenschappen. Dat betekent: het moet er altijd zijn, het moet overal zijn en het moet alles zijn.’ – uit Sleutel tot de Upanishads

Als het waar is wat de Upanishads en andere Vedanta-geschriften onthullen, als onze essentie onbegrensd is, dan zijn we dus al vrij van alle beperkingen. En hoeven we niets te doen, te veranderen of te ervaren. Het enige wat nodig is, is het wegnemen van de onwetendheid en vergissingen over onszelf.

Je bent een bewust wezen

Het is heel gebruikelijk om jezelf te zien als het lichaam, de geest en zintuigen en de beperkingen hiervan als je eigen beperkingen te zien. Als het lichaam ziek is, ben ik ziek. Als de geest verdriet toont, ben ik verdrietig. Als de oren achteruitgaan, ben ik slechthorend. Maar wat gebruikelijk is, hoeft nog niet waar te zijn.

Vedanta zegt: jij bent je bewust van dit alles. Jij bent een bewust wezen dat zich bewust is van het lichaam-geest-zintuigencomplex en de wereld. Jij bent dit bewuste wezen en niet de dingen waarvan je je bewust bent. De kenner verschilt van het gekende. Deze en andere onderzoeksmethodes schijnen licht op jou, het bewuste wezen, zodat je gaat zien dat je bewustzijn bent; onbegrensd en vrij.

Ontspannen door inzicht

Hoe meer we hiervan begrijpen, hoe meer we ontspannen. Want wat is ontspannen zijn? Is dat niet simpelweg jezelf zijn?

In een moment van ontspanning ben je even niet geïdentificeerd met de rollen die je dagelijks speelt, zoals ouder, kind, werkgever, werknemer, vriend, etc. Al deze rollen hebben zo hun problemen, maar in een moment van ontspanning zie je jezelf los van de rollen, als de basis-ik; een eenvoudig bewust wezen.

Hoe meer je vertrouwd raakt met jezelf als een eenvoudig bewust wezen, hoe meer je ontspant in het dagelijks leven en hoe makkelijker het wordt de inzichten van Vedanta te begrijpen, die gaan over de aard en essentie van dit bewuste wezen. Het werkt dus twee kanten op: de inzichten van Vedanta leiden tot ontspanning, omdat je jouw vrijheid gaat zien; en tegelijkertijd helpt ontspannen zijn bij het assimileren van deze kennis.

Ontspannen door meditatie

Zo bezien is er wel iets wat je kunt doen, naast het regelmatig luisteren naar het onderwijs van Vedanta, namelijk: ontspannen. Niet door jezelf te verdoven of te vluchten in tal van activiteiten, maar door de tijd te nemen om terug te keren naar jezelf als een eenvoudig bewust wezen. Bijvoorbeeld door een stille wandeling in de natuur te maken, naar mooie muziek te luisteren, yoga te beoefenen of te mediteren.

In de Bhagavad Gita geeft Heer Krishna in vers 5.27 een aantal voorbereidende stappen voor meditatie, waaronder ‘sparśān kṛtvā bahir bāhyān’ – het extern houden van de externe wereld. Deze stap vormt ook een ontspanningsmeditatie op zich. Nu vraag je je misschien af waarom, want de buitenwereld is al buiten. Dat klopt, en toch ook niet. De mensen waar we een nauwe relatie mee hebben, zijn vaak ook in onze geest aanwezig als een bron van frustratie of zorgen. Als we willen dat mensen anders zijn, dan creëert dat spanning; er is weerstand tegen de feiten. Met een drukke binnenwereld vol mensen die voor onrust zorgen, kun je niet op je gemak zijn.

Om te ontspannen kunnen we bewust de buitenwereld buiten houden door iedereen de vrijheid te geven om te zijn wie hij of zij is. Zo laten we de weerstand los.

De kern van deze meditatie is:

Hoe meer ik anderen de vrijheid geef om te zijn zoals ze (in mijn ogen) zijn, hoe vrijer ik ben.

Meditatie: de buitenwereld buiten houden

Neem plaats op een rustige plek en sluit je ogen. Denk aan een natuurlijke omgeving; een gebergte, een groene vallei, een rivier, paarden, een blauwe lucht. Hoe sta je in relatie tot deze natuur? Je wilt niet dat de bergen hoger zijn, het gras groener of de lucht blauwer. Je wilt niet dat het anders is dan het is. Je neemt de bergen zoals ze zijn, de lucht zoals hij is. Je bent een simpel bewust wezen, een ontspannen, tevreden persoon. Je kunt dezelfde persoon zijn in relatie tot de mensen in je directe omgeving.

Visualiseer deze mensen een voor een. Je moeder, je vader, je kinderen, je partner, vrienden, collega’s. En zeg voor jezelf: ‘Dit is hoe hij/zij is, was, in mijn ogen. Ik geef je de vrijheid om te zijn wie je bent.’  

We kunnen anderen niet veranderen; iedereen heeft zijn eigen achtergrond, mogelijkheden en beperkingen. Soms willen we wel, maar kunnen we niet veranderen. Dit valt allemaal binnen de psychologische orde, en is dus in orde.

Vrijheid ontdekken

Samengevat bieden de Upanishads en de Bhagavad Gita ons de tools en inzichten om onze vrijheid op een ontspannen manier te ontdekken. Daar is geen ‘worden’, geen strijd, geen stress bij betrokken. Het proces van je eigen vrijheid ontdekken kenmerkt zich van begin tot eind door ontspanning.


Verder lezen?

Geplaatst op Geef een reactie

Een groter perspectief

Advaita Vedanta biedt ons een grotere kijk op het leven. Een perspectief waardoor ons leven van betekenis wordt en waardoor vervreemding plaatsmaakt voor verbondenheid. Advaita Vedanta laat ons zien hoe we als individu verbonden zijn met het geheel, met Ishvara (God).

Ik gebruik in dit artikel het Sanskrietwoord Īśvara en niet God, omdat het woord God voor veel mensen geassocieerd is met het beeld van een oude man in de hemel. De Veda’s geven ons een compleet andere kijk op God.

De Upanishads, de teksten aan het einde van de Veda’s, geven aan: er is niet één God, er zijn niet vele goden, er is enkel God (Ishvara).

De Īshāvāsya-upanishad zegt:

ishāvāsyam idam sarvam
‘Alles wat er is, is Ishvara; moge je het als zodanig beschouwen’

Veel mensen ervaren in meer of mindere mate een gebrek aan verbinding met andere mensen en de natuur. Als we de aard van Ishvara begrijpen en ontdekken dat we onlosmakelijk verbonden zijn met het geheel, verandert dat de relatie met alles om ons heen. Dan maakt vervreemding plaats voor verbinding. Dit beschrijft Swami Dayananda uitgebreid in het boekje Ishvara in je leven.

De Vedische visie op God (Ishvara)

De Upanishads ontvouwen dat alles Ishvara is. Tijd en ruimte, en alles binnen tijd en ruimte, is Ishvara. Vuur, lucht, water en aarde en alles wat uit deze elementen is voortgekomen, waaronder ons lichaam, onze geest en zintuigen, is Ishvara. Er is niets buiten Ishvara.

Ishvara wordt gedefinieerd als dat waaruit de wereld voortkomt en waar de wereld weer in terugkeert (o.a. Taittirīya-upanishad). Dat betekent dat Ishvara niet alleen de maker of schepper van de wereld is, maar ook het materiaal waar de wereld van gemaakt is. Ishvara is gemanifesteerd in de vorm van deze wereld.

Swami Dayananda in Ishvara in je leven:
‘De Vedische geschriften geven aan dat Ishvara niet alleen de maker is, maar ook het materiaal. Dit is een heel belangrijk feit dat we dienen te begrijpen. Dan kunnen we gaan ontdekken dat Vedānta de oplossing is voor alle problemen van de mens, met name het probleem van vervreemding, de enorme milieuschade die we veroorzaken, het gebrek aan respect, enzovoorts. Al deze problemen kunnen wellicht een blijvende oplossing vinden in dit begrip.’

Ishvara creëert de wereld uit zichzelf, zoals een spin

Als wij denken aan een creatie, zoals een pot van klei, dan verschilt de maker van het materiaal. De pot is gemaakt door een pottenbakker en de klei staat los van die pottenbakker. Als je de pot koopt en mee naar huis neemt, dan neem je niet ook de pottenbakker mee naar huis! De maker en het materiaal zijn verschillend.

Maar als we het hebben over de creatie van het totaal, alles, inclusief ruimte en tijd, dan kan de Maker het materiaal enkel uit zichzelf halen. Want er is geen plaats in ruimte buiten Ishvara waar het materiaal vandaan gehaald kan worden, want ruimte is onderdeel van de creatie. Dus Ishvara is de maker en het materiaal van het universum. Maker en materiaal zijn identiek.

De Upanishads geven ons een model om dit te assimileren; dat van de spin en zijn draad. 

yathā ūrṇanābhiḥ sṛjate gṛhṇate ca
‘Zoals de spin vanuit zichzelf creëert en alles weer in zichzelf terugneemt’
– Muṇḍaka-upaniṣad 1.1.7

De spin is de maker en ook de materiële oorzaak, want hij heeft niet ergens buiten zijn lichaam materiaal vandaan gehaald om de draad van te maken. Vanuit zijn eigen standpunt – vanuit het standpunt van het intelligente, bewuste wezen – is hij de maker, de intelligente oorzaak van de draad. Vanuit het standpunt van het materiaal, dat hij produceert uit zijn eigen lichaam, wordt hij de materiële oorzaak. De maker en het materiaal zijn identiek in het geval van de spin. Zo ook is deze gehele wereld voortgekomen uit Ishvara, die de maker en het materiaal is van de wereld.

De maker van alles is alle kennis

De definitie van Ishvara door de Upanishads gaat nog verder. Hiervoor gaan we terug naar de creatie van een pot. De pottenbakker moet de kennis bezitten van wat een pot is en hoe hij gemaakt moet worden. Zonder deze kennis kan iemand geen pot maken. De pot-maker is dus een pot-kenner. Een brood-maker is een brood-kenner. Zo is Ishvara, als maker van alles, de kenner van alles (sarvajña). Ishvara is alle kennis. En kennis verblijft altijd in een bewust wezen.

Ishvara is een bewust wezen met alle kennis, dat zich manifesteert als deze wereld vol verscheidenheid.

Dit klinkt waarschijnlijk nog erg abstract. We kunnen ons geen voorstelling maken van een wezen dat alle kennis is. Dat gaat ons beperkte intellect te boven. Maar we kunnen ons wel gewaar worden van Ishvara als de intelligente orde die alles in ons leven doordringt. Ons hart klopt vanwege de biologische orde. We kunnen deze woorden lezen en begrijpen vanwege de cognitieve orde. En als we boos of verdrietig zijn, dan gebeurt dat in lijn met de psychologische orde.

Ishvara herkennen als orde

Zowel de mogelijkheden als onmogelijkheden onthullen Ishvara. Het is onmogelijk om de letter ‘a’ te zeggen terwijl je je lippen tuit (probeer maar eens ?). Deze onmogelijkheid onthult een orde, een wetmatigheid. En dat je wel de letter ‘oe’ kunt zeggen als je je lippen tuit, is ook vanwege een orde. Het is gegeven. En wat gegeven is, staat niet los van de Gever, Ishvara.

Dat iemand wil veranderen, maar niet kan veranderen, is ook in orde. Dat iemand op een ander gebied wel kan veranderen en emotioneel kan groeien, toont ook de orde van Ishvara. Zo kunnen we voortdurend Isvhara in ons gewaarzijn brengen, op elk vlak van ons leven. Dit heeft tot gevolg dat we kunnen ontspannen onder de hoede van Ishvara. Want we kunnen vertrouwen op de intelligente orde die alles doordringt.

Je bent nooit bij Ishvara vandaan

Uit Ishvara in je leven:
‘Alles waar je je gewaar van bent is Ishvara; dat betekent dat je kunt ontspannen. In het gewaarzijn van Ishvara ontspan je. Je kunt de orde vertrouwen, want de orde is onfeilbaar. Ik zeg niet dat God onfeilbaar is. Ik zeg dat de onfeilbare orde God is. Dit verschil moet begrepen worden. Ishvara is gemanifesteerd in de vorm van orde. Die orde is onfeilbaar, daarom heet het ook orde; je kunt het veralgemeniseren en begrijpen. Met die kennis kun je je conformeren aan de wetten en gebruik van ze maken. Je kunt in deze wereld een gepaste positie innemen zonder schade aan te richten.

Als voor jou het onfeilbare God is, dan is er geen wantrouwen mogelijk. Het onfeilbare kan niet gewantrouwd worden. Het onfeilbare is heel duidelijk aanwezig in anatomie, in fysiologie, biologie, psychologie, epistemologie, in dharma en in alles. Dus je bent nooit bij Ishvara vandaan, noch in tijd, noch in ruimte. Jouw cognitieve verandering over wat Ishvara is, helpt je om te zien dat het onfeilbare Ishvara is. Je kunt ontspannen. Dit is hoe je Ishvara in je leven brengt.’

Er is enkel Ishvara

Boek Ishvara in je leven

Wanneer we Ishvara in alles ontdekken, verdwijnen gevoelens van vervreemding, wantrouwen en onzekerheid. Onze kijk op onszelf en onze relatie met de wereld verandert fundamenteel. En uiteindelijk wordt het verschil tussen ik, de wereld en Ishvara zo dun, dat de weg vrij is naar het begrijpen van de absolute eenheid. Er is enkel één essentie, en dat Ene geheel, dat ben ik.

Voor een verdere verdieping raad ik het prachtige boekje Ishvara in je leven van Swami Dayananda aan.

Geplaatst op Geef een reactie

Non-dualiteit en God

Als je jezelf wilt kennen als het Ene, het onbegrensde, is God dan van belang? Gaan God en non-dualiteit wel samen? In klassieke Advaita Vedanta neemt God (Īśvara) een belangrijke plek in. In dit artikel zal ik proberen uit te leggen waarom. 

1. Zelfkennis is afkomstig van Ishvara

Vedanta maakt deel uit van de Veda’s, de geschriften die vorm geven aan de religieuze cultuur van de hindoes.  Aan de basis van deze cultuur ligt de visie dat alles Ishvara (God) is, alles is heilig. Vraag een willekeurige Indiër waar Shiva is en je zult een vragende blik terugkrijgen. ‘Waar? Shiva is overal!’ Zoals veel westerlingen zijn opgegroeid met het idee dat God in de hemel is, zo is het voor hindoes in India vanzelfsprekend dat alles God is. Dat is hun levensovertuiging, met als bron de Veda’s.

De Veda’s zijn een grote bundel verzamelde teksten en mantra’s die duizenden jaren van generatie op generatie mondeling zijn overgedragen en uiteindelijk zijn opgeschreven. Ze bevatten kennis over rituelen en hun resultaten, gebeden, meditaties en zelfkennis. Vedanta is de zelfkennis die we vinden aan het einde van elk van de vier Veda’s, vandaar de naam Veda-anta, ‘einde (anta) van de Veda’. Een andere naam voor deze zelfkennis is Upanishad.

De Veda’s worden beschouwd als geopenbaarde kennis, afkomstig van Ishvara. Ze hebben geen auteur. Net zoals niemand de bedenker is van de kennis van natuurkundige wetten, zo is niemand de bedenker van de spirituele kennis in de Veda’s. De rishi’s (zieners) hebben de Veda-mantra’s gezien, niet bedacht. Deze kennis maakt onlosmakelijk deel uit van het universum.

Ishvara is de eerste leraar
De traditie beschouwt Vedanta of de Upanishads dus net als de rest van de Veda’s als afkomstig van Ishvara. In de Kaivalya-upanishad wordt Ashvalāyana onderwezen in zelfkennis door Brahmāji, de God van creatie; dat wil zeggen het aspect van Ishvara dat zorgt voor de manifestatie van het universum. En in de Katha-upanishad wordt de jonge Naciketas onderwezen door Yama, de God van de dood. Zo maken de Upanishads duidelijk dat deze kennis niet door jou of mij is uitgedokterd, maar rechtstreeks van Ishvara komt.

Ishvara is de eerste Vedanta-leraar, net zoals Ishvara de eerste vader en moeder is. Op deze manier is het onderwijs van Advaita Vedanta verbonden met Ishvara. De huidige Vedanta-leraren zijn schakels in de duizenden jaren oude, ononderbroken lijn van leraren en leerlingen, die helemaal teruggaat tot aan de rishi’s en Ishvara.

2. Vedanta zegt: jij bent God

De tweede reden waarom Advaita Vedanta niet zonder Ishvara kan bestaan, heeft alles te maken met de kennis zelf. Het onderwijs is gericht op het begrijpen van de zin: ‘tat tvam asi’ (Chandogya-upanishad). Wat betekent: ‘Dat (Ishvara) ben jij’; jij bent God.

Ishvara is één helft van deze gelijkstelling, die de kern van de Upanishads is. Zonder Ishvara is het onderwijs onvolledig. Zowel de waarheid van ‘dat’ (Ishvara, het geheel) als van ‘jij’ (het individu) wordt helder ontvouwd in Advaita Vedanta, zodat hun gelijkheid, hun eenheid zichtbaar wordt. Met alleen de waarheid van ‘jij’, als individu, ben je er nog niet. Mezelf zien als bewustzijn, als iets dat onafhankelijk bestaat van de wereld, kan leiden tot dissociatie of vervreemding van de wereld, wat geestelijk ongezond is. En ‘ik ben bewustzijn’ is ook niet het volledige onderwijs van Vedanta. Het is pas volledig als niets is buitengesloten. De wereld, inclusief de maker van de wereld, moeten deel uitmaken van de visie. Alleen dan is er non-dualiteit, één onbegrensde werkelijkheid.

Ishvara is in de vorm van orde
Hoe kunnen we Ishvara begrijpen in het licht van Advaita Vedanta? Ishvara is een Sanskrietwoord en betekent: dat wat altijd regeert, beschermt. Het is een naam voor de wetten en de intelligente orde die we in alles vinden. Bekijk een willekeurig deel van je lichaam, bijvoorbeeld het hart. Het blijft vanzelf kloppen, vanwege een bepaalde orde. Zo ook zitten je hersenen, longen en het maagdarmstelsel intelligent in elkaar. Het hele lichaam is een samenspel van vele ordes die samen één grote orde vormen, waardoor het lichaam leeft. Artsen bestuderen deze orde.

Psychologen bestuderen de emotionele en cognitieve orde van de mens. Natuurkundigen bestuderen de natuurkrachten, zoals de zwaartekracht. Al deze wetenschappers ontdekken de kennis die al aanwezig is in de wereld. Ze creëren geen nieuwe kennis. En in hun onderzoek gaan ze daarbij uit van de onfeilbaarheid van de natuur. Ze zoeken naar de orde der dingen.

De Veda’s geven aan dat er ook een orde van dharma en karma is, die kort gezegd neerkomt op de wet: wat je zaait zul je oogsten. Al deze wetten en natuurlijke ordes vormen samen één onvoorstelbaar grote orde. Die orde is Ishvara; dat wat regeert.  

Alles is God
Waar is Ishvara dan? Overal om ons heen en in ons. Alles is Ishvara.

De Isha-upanishad begint met:

īśā vāsyam idagṁ sarvaṁ… (1)

‘Dit alles, alles dat beweegt in deze wereld, dient bedekt te worden met Ishvara.’

Bedekken wil zeggen: we moeten dit gaan begrijpen. In onze visie moet het duidelijk zijn dat alles wat we kennen en niet kennen, alles in dit universum, Ishvara is. Inclusief ons ‘eigen’ lichaam. Alles waarvan we denken dat het van ons is, blijkt bij nader onderzoek toe te behoren aan Ishvara.

Uit het boek De essentie van de Bhagavad Gita van Swami Dayananda:

‘Over niets in de schepping kun je autoriteit claimen. Als je niet de maker bent, kun je niet de eigenaar zijn; de schepper is de eigenaar. Je kunt niet zeggen dat je een grote handelsonderneming hebt gecreëerd. Om dat te doen, moet je eerst bestaan, maar je hebt je eigen lichaam niet gecreëerd. Je bedrijfspand staat op een stuk grond dat je niet gecreëerd hebt. Het gebouw dat je daar hebt, heb jij niet gemaakt. De natuurwetten zijn verantwoordelijk voor het gebouw en de materialen waaruit het gebouw is opgebouwd zijn uit de schepping geput. De baksteen is niet jouw creatie; hij is mogelijk gemaakt door de Heer die de klei leverde. Wat is nu precies jouw creatie? Je kunt je helemaal niets toe-eigenen. Eigenaarschap is slechts een idee.’

3. De rol van Ishvara in emotionele groei

Alles is gegeven. We hebben niets zelf gecreëerd. En de Gever van dit alles, ís alles. Dit begrip dat alles Ishvara is, maakt je kalm, dankbaar en objectief. En het geeft je een gezonde eigenwaarde. Dit is de derde belangrijke plek die Ishvara inneemt binnen het onderwijs van Advaita Vedanta. Het herkennen van je alomvattende verbinding met Ishvara zorgt ervoor dat je rijp wordt voor het onderwijs van Vedanta.

Ishvara als supertherapeut
Met dit begrip van Ishvara kun je zeggen: ik ben volledig in orde, elk vleugje emotie, elke ‘vreemde’ neiging; het is allemaal in orde. Niets valt buiten de orde van Ishvara. Om emotioneel volwassen te worden heb je deze validatie nodig (zie ook het artikel Emotionele volwassenheid verandert je leven).

‘Ishvara is als een supertherapeut’, zei vooraanstaand Vedanta-leraar Swami Dayananda. Therapie bestaat in de kern uit validatie. De therapeut zegt dat je gevoelens en neigingen normaal zijn en zet deze in een breder perspectief. Maar de validatie van de therapeut is niet volledig. De therapeut is ook maar een mens; hij of zij kan zich vergissen. Maar in je begrip van Ishvara vind je die complete validatie wel, wetende dat alles verloopt volgens de feilloze, universele wetten en orde die gegeven zijn. Iedereen is volledig in orde in de ogen van Ishvara. Dit is kennis en blijft dus altijd van kracht, wat anderen ook over je zeggen.

Een onlosmakelijke verbondenheid
Door je begrip van Ishvara kun je ontspannen. Alles is immers in orde. En misschien ontdek je zelfs devotie. Door deze kennis kan er een natuurlijke bewondering, respect en liefde voor de Gever ontstaan. Dit alles zorgt voor een kalme, contemplatieve geest.

Zeggen dat je niets met God hebt, is eigenlijk zoiets als zeggen dat je niets met de natuur hebt. Je ademt natuur, je loopt op de natuur, je eet en drinkt natuur. Zo ook is Ishvara op alle niveaus in je leven aanwezig. Als individu sta je voortdurend in relatie tot Ishvara, waar is Ishvara niet? Ruimte, tijd, lucht, vuur, water, aarde en alles wat uit de elementen is voortgekomen is Ishvara. Dit is de Vedische visie op God en dit zien we ook volop terugkomen in de Vedische cultuur, waarin alles heilig wordt beschouwd. Geld wordt vereerd als de godin Lakshmi. Kennis, muziek en kunst als de godin Sarasvati. Het eigen lichaam is een tempel voor de jiva (ziel) die van lichaam naar lichaam reist. De Vedische cultuur is zeer diepzinnig.

Gaan God en advaita samen?

Boek Ishvara in je leven
Leestip

Terug naar de vraag in de introductie van dit artikel: gaan God en non-dualiteit samen? Wel als de Vedische visie op God helder is. Deze visie geeft je de geestelijke voorbereiding voor het begrijpen van het uiteindelijke onderwijs van de Upanishads: ‘jij bent Ishvara.’ Door het gewaarzijn van Ishvara in je leven word je kalm en contemplatief. Dan kan het systematische onderwijs van Advaita Vedanta je beperkende overtuigingen over jezelf wegnemen, zodat je zult herkennen dat er in werkelijkheid geen verschil is tussen Ishvara en jou.

De essentie van Ishvara is gelijk aan de essentie van ‘ik’: beiden zijn één onbegrensd bestaan-bewustzijn. De verschillen tussen het individu en Ishvara, het geheel, zijn slechts schijnbaar (mithya). Daarmee is de kennis volledig. Het resultaat is vrijheid van elk gebrek en een leven waarin je kunt genieten van de wereld. Want alles is gegeven en alles is in orde.

Dit artikel heeft hopelijk meer inzicht gegeven in klassieke Advaita Vedanta.

Over Advaita Vedanta

Advaita Vedanta is een duizenden jaren oude onderwijstraditie die teruggaat tot aan de rishi’s, de zieners van de Upanishad mantra’s. De rishi’s hebben de mantra’s en hun betekenis mondeling doorgegeven en de onderwijstraditie geïnitieerd. Veel later pas zijn de Sanskrietmantra’s opgeschreven en rond het jaar 800 door de vooraanstaande Adi Shankaracharya becommentarieerd. Dankzij een ononderbroken lijn van leraren en leerlingen, waaronder Shankaracharya en Swami Dayananda (1930-2015), is deze onderwijstraditie nog altijd springlevend.

Geplaatst op 2 reacties

In gesprek over ‘Sleutel tot de Upanishads’

Gesprek met Manon van Dijk-Hullegie, uitgever, journaliste en schrijfster van het boekje Sleutel tot de Upanishads. Ze heeft van 2012 tot 2015 samen met haar man, Rommert van Dijk, in Anaikatti in Zuid-India een driejarige opleiding Advaita Vedanta gevolgd, onder leiding van Swami Dayananda Saraswati.

Acht jaar geleden besloot je naar India te vertrekken voor een driejarige Vedanta-opleiding. Hoe kwam je daartoe?

Manon: “Ik ben lang op zoek geweest naar de antwoorden op grote levensvragen: wie ben ik, wat is de wereld, wat is God, is er rechtvaardigheid in het leven? Ik las veel boeken over allerlei filosofische en spirituele stromingen en ging naar satsangs en retraites, maar ik vond geen duidelijke antwoorden. Mijn man, Rommert van Dijk, was opgeleid op de School voor Filosofie en was net als ik op zoek. In 2006 besloten we samen af te reizen naar Rishikesh in India om onze spiritualiteit te verdiepen. In de Dayananda ashram ontmoetten we Swami Dayananda Saraswati. Hij gaf daar een driejarige opleiding Advaita Vedanta. Ik was enorm onder de indruk van deze man; zijn rust, zijn volledige acceptatie, zijn wijsheid, warmte en liefde. Hij had zichtbaar gevonden waar ik naar verlangde. Terug in Nederland hebben we ons verder verdiept in Vedanta. Ik ben ook boeken gaan uitgeven van Swami Dayananda. Uiteindelijk besloten we in 2015 alles achter ons te laten en de driejarige opleiding in India onder leiding van Swamiji te gaan volgen.”

Waarom nu dit boek ‘Sleutel tot de Upanishads’?

“Dankzij Swami Dayananda ben ik bij de onderwijstraditie van Advaita Vedanta uitgekomen. Tot die tijd kende ik de Upanishads als mystieke geschriften. In Nederland  worden de Upanishads wetenschappelijk benaderd als oude filosofische teksten die voor niemand echt te begrijpen zijn. Soms wordt er gereflecteerd op de mantra’s om er daarna over te discussiëren. Of de mantra’s worden gezongen met het doel spirituele ervaringen te verkrijgen. Er is in Nederland nog weinig bekend over de Upanishads en de onderwijstraditie en lesmethoden, zoals wij die in India hebben geleerd. Voor mij een reden dit boekje te schrijven. De Upanishads hebben namelijk wel degelijk een eenduidige en heldere visie over onszelf die gecommuniceerd kan worden.”

Upanishad is een moeilijk woord. Wat betekent het?

“Upanishad is een Sanskrietwoord. Sanskriet is een oude Indiase taal. Het woord Upanishad betekent ’kennis van het zelf’. De Upanishads zijn heel oude teksten, duizenden jaren oud, eerst mondeling overgeleverd, en later ook schriftelijk. De Upanishads gaan over zelfkennis, over ‘onbegrensd bewustzijn’.”

Wat bedoel je met ‘onbegrensd bewustzijn’?

“Bewustzijn is altijd aanwezig, in elke waarneming, in elke gedachte. Je bent je bewust van de smaak van chocola, van het boek dat je ziet, van het feit dat je hier zit, van je telefoon in je hand. Dat bewustzijn is er altijd en overal. Daarom noemen we het ‘onbegrensd’. Je kunt het zien als een straatlantaarn die, bij wijze van spreken, altijd schijnt. Wat er ook onder te zien is, plezierige of onplezierige gebeurtenissen; de lamp blijft altijd schijnen, zonder oordeel en zonder zelf aangetast te worden. Net als het bewustzijn, dat er altijd is, in elke ervaring. Het is de ‘ik’ als je zegt ‘ik ben’. Wij zijn ‘onbegrensd bewustzijn’.”   

Het boek heet Sleutel tot de Upanishads. Betekent dit dat ik, als ik dit boekje lees, alles weet over de Upanishads?

“Nee, zeker niet. Met de sleutel bedoel ik de onderwijstraditie. Je hebt een leraar nodig om de Upanishads te kunnen begrijpen. Deze kennis kan worden verkregen door middel van de traditionele onderwijsmethode die teruggaat tot aan de rishis, de zieners van de Upanishads. Je hebt een leraar nodig die deze kennis zelf via deze traditionele onderwijsmethode heeft ontvangen van een leraar die ook les gaf in die onderwijstraditie. Je kunt de Upanishads zien als een juwelenkist. Als je die wilt openen heb je een sleutel nodig. Die sleutel is de specifieke traditionele onderwijsmethode, ofwel de leraar die in die specifieke onderwijsmethode is opgeleid. De visie van de Upanishads is niet enkel dat we bewustzijn zijn, maar dat we gelijk zijn aan Īśvara, de oorzaak van de wereld. Het is niet eenvoudig. Er komt veel bij kijken.”

Wat wil je met dit boek bereiken? 

“Met dit boekje wil ik de lezer een introductie bieden en een ingang tot deze kennis. Ik wil de waarde van deze oude teksten, voor het begrijpen van onszelf, duidelijk maken. Het gaat over zelfkennis; over wie wij in feite zijn. In ons dagelijks leven ervaren we conflicten, met anderen, maar ook in onszelf. We voelen boosheid, schuld, angst, verdriet. We zoeken naar middelen om dat niet meer te voelen. Vaak denken we daarvoor materiële zaken nodig te hebben, een mooie jurk, snelle auto, andere partner etc. We voelen ons bij het verkrijgen ervan tevreden en blij. We zijn even vrij van alles wat ons dwars zat. Maar dat gevoel is snel weer verdwenen. Dan gaan we weer verder zoeken. Deze oude teksten leren ons dat we niet hoeven te zoeken, maar dat we niets anders nodig hebben dan de kennis over wie we eigenlijk zijn.”

Voor wie heb je het geschreven?

“Voor iedereen die hierin geïnteresseerd is. Voor mensen die zoeken naar wie ze in wezen zijn. Meestal hebben deze mensen al ervaren dat materieel bezit niet blijvend gelukkig maakt en hebben ze al overal gezocht, in therapieën, filosofische en religieuze stromingen. Voor yogadocenten kan het boekje ook nuttig zijn. Zij horen tijdens hun opleiding over Vedanta en de Upanishads en willen er vervolgens meer over weten.”

Op de achterzijde van je boekje staat dat de teksten in de Upanishads ons antwoord geven op bijvoorbeeld de vraag: wat is geluk en hoe bereik je dat? Wil je daar nog iets meer over vertellen?  

“Geluk is niet iets wat afhankelijk is van de omstandigheden, van dingen uit de buitenwereld. Geluk is je eigen natuur, maar je ervaart het maar af en toe. Geluk zit niet in een kopje thee, niet in een fijn gesprek, niet in een mooie jas en niet in een lieve partner. Je bent geluk. Dit is niet iets om te ervaren, maar om helder te gaan zien. Wil je dit echt gaan begrijpen, zoek dan een leraar die is opgeleid in traditionele Advaita Vedanta en waar je systematisch onderwijs kunt volgen. Over de hele wereld geven leerlingen van Swami Dayananda dit onderwijs door. Mijn man en ik geven les in Nederland (zie www.advaita.nl).”

Is het zo dat jij nu altijd een tevreden mens bent?

“Ik heb gevonden wat ik zocht. Er is een basistevredenheid, een diepe rust. Ik hoef dat niet meer in de buitenwereld te zoeken. Het is niet zo dat ik me nooit meer boos of verdrietig voel, maar nu begrijp ik dat gevoelens niet echt met mij te maken hebben. Het zijn gedachten in mijn geest die die gevoelens veroorzaken. Vaak vanuit onbewuste, onverwerkte zaken van vroeger. Ik heb geleerd daar rustig naar te kijken en ze te verwelkomen. Elke emotie is in orde. De gehele wereld is niets dan kennis, intelligentie; één feilloze orde. Alles is een glorie. Daar kan ik steeds meer van genieten.”

De omslag van het boek Sleutel tot de Upanishads
Sleutel tot de Upanishads
Paperback, 76 pg.
€ 12,-
Bestel hier

Geplaatst op Geef een reactie

De Upanishads: het grootste geheim

De Upanishads zijn de belangrijkste spirituele teksten uit de Vedische cultuur. Samen met de Bhagavad Gita en de Brahmasutra’s vormen ze de basis van Advaita Vedanta, een duizenden jaren oude, levende traditie van spiritueel onderwijs. Eén van de betekenissen van het woord ‘upanishad’ is ‘groot geheim’. Ze onthullen namelijk een groot geheim over onszelf: dat we alles zijn wat we zoeken in het leven, dat we vrij zijn van elk gebrek. Hoe komt het dat deze zelfkennis een geheim is? En hoe kunnen we het leren kennen?

In zijn commentaar op de Taittiriya-upanishad schrijft Adi Shankaracharya: ‘Van alle kennisdisciplines die geheim zijn, is de kennis van de Upanishads het grootste geheim.’

De kennis van bepaalde geneeskrachtige kruiden en marma’s (drukpunten op het lichaam) is voor veel mensen niet beschikbaar. Elke uitvinding waar patent op rust is een geheim. Maar van alle geheimen is de kennis van het zelf (ātmā) het grootste geheim. Deze kennis leidt tot absolute vrijheid (mokṣa) en voldoening. Geen van de andere kennisdisciplines kan ons dit bieden.

‘Wanneer u dit grootste geheim kent, zult u vrij zijn van alle tegenspoed.’
Bhagavad Gita IX.1

Het doel van het onderwijs van Advaita Vedanta is dat we gaan begrijpen dat we volledig acceptabel zijn, vrij van elke beperking, onbegrensd. De Upanishads en de Bhagavad Gita ontvouwen dat de beperkingen zoals verdriet, sterfelijkheid en onwetendheid slechts schijnbaar zijn en dat het werkelijke zelf onbegrensd bewustzijn (brahman) is.

Het zelf is niet waarneembaar

Deze kennis is een geheim, omdat het zelf niet te kennen is met onze gebruikelijke kennismiddelen; waarneming en gevolgtrekking. Waarneming en op waarneming gebaseerde gevolgtrekkingen zijn enkel nuttig om dingen te leren kennen die we kunnen objectiveren. De kennis over het zelf gaat over het enige subject, ik; de kenner die de wereld waarneemt.

De Upanishads vormen een extern kennismiddel in de vorm van woorden, speciaal om ons zelf te kennen. Deze woorden zijn duizenden jaren geleden geopenbaard aan rsi’s (zieners), degenen die de mantra’s hebben gehoord. Via verfijnde onderwijsmethodes en dankzij de duizenden jaren oude onderwijstraditie, kunnen we ons zelf ‘zien’ in de spiegel van woorden, ontvouwd door een leraar.

Toegankelijk en toch ook niet

Honderd jaar geleden waren de Upanishads alleen toegankelijk voor wie het Indiase woud in trok op zoek naar een leraar die daar in de stilte contempleerde en onderwees. Nu is de kennis van de Upanishads zeer toegankelijk, ook voor westerlingen. Op internet kun je de teksten lezen in verschillende talen. En er zijn vele traditionele leraren die deze kennis onderwijzen, ook via online lessen. Dit is voor een groot deel te danken aan mijn leraar Swami Dayananda en zijn meerjarige Vedanta en Sanskriet-opleidingen.

En toch blijft deze kennis ook nu een groot geheim. Sommige geheimen blijven namelijk een geheim, ook al worden ze onthuld. Als je voor het eerst leest of hoort dat je in werkelijkheid onbegrensd bewustzijn bent, dan begrijp je dit niet volledig. Dan blijft het een geheim voor je.

De een ziet dit zelf als een wonder. De ander spreekt over dit zelf als een wonder. Een volgende krijgt te horen dat dit zelf een wonder is. Weer een ander begrijpt dit zelf niet, ondanks dat hij erover gehoord heeft.
– Bhagavad Gita II.29

De Upanishads geven aan dat het proces naar standvastige zelfkennis uit drie onderdelen bestaat:

  • Shravanam – met een onderzoekende houding luisteren naar de woorden van de Upanishads, ontvouwd door een bekwame leraar.
  • Mananam – het analyseren van andere standpunten en filosofische stromingen onder begeleiding van een leraar, om de kennis die verkregen is door shravanam standvastig te maken, vrij van twijfel.
  • Nididhyāsanam – zelfstandige contemplatie op het zelf als de verkregen visie helder is.

Ook geven de Upanishads aan dat de leerling klaar moet zijn voor dit leerproces. Naast een bekwame leraar, die de geschriften kent en standvastig is in zelfkennis, vraagt deze kennis ook iets van de leerling. De boodschap van de Upanishads staat namelijk lijnrecht tegenover ons huidige, beperkte zelfbeeld. Ook al krijgen we langdurig en systematisch Vedanta-onderwijs, we hebben een intellect nodig dat scherp genoeg is om het onderwijs te volgen en een emotionele volgroeidheid om de ontdekte feiten over onszelf te kunnen verwerken. Ook hiermee helpen de Upanishads ons op weg door kwaliteiten te noemen die we kunnen ontwikkelen als voorbereiding op deze kennis.

De Brhadāranyaka-upanishad (mantra 4.4.23) zegt:

‘Iemand die brahman (onbegrensd bewustzijn) op deze manier kent, en die innerlijke kalmte heeft en beheersing over de handelingsorganen, die geen eigenaarschap kent, die situaties objectief accepteert en die een geconcentreerde geest heeft, ziet het zelf waarlijk in zichzelf (in het intellect).’

Een traditionele leraar onderwijst daarom niet alleen zelfkennis, maar ook deze kwaliteiten die nodig zijn om deze bijzondere kennis te begrijpen en te verwerken. Anders blijft de kennis van het zelf een geheim.

Verder lezen over de Upanishads? Bekijk het boek Sleutel tot de Upanishads