Geplaatst op Geef een reactie

Bhagavad Gita quotes over sattva

In de Bhagavad Gita vinden we tientallen verzen over de drie guna’s of principes: sattva, rajas en tamas. Ben je niet bekend met de guna’s? Lees dan het artikel ‘De drie guna’s: een model voor innerlijke groei’.

Op deze pagina delen we een selectie inspirerende verzen uit de Bhagavad Gita die gaan over sattva, de eigenschap die zich manifesteert als kennis, helderheid en tevredenheid. Krishna vertelt wat de kenmerken zijn van iemand die gevestigd is in sattvaguna en wat bijvoorbeeld sattvische voeding, sattvische kennis en sattvisch geluk is.

Bhagavad Gita verzen over sattva

Heer Krishna zei:

traiguṇya-viṣayā vedāḥ nistraiguṇyo bhavārjuna |
nirdvandvo nitya-sattvasthaḥ niryoga-kṣema ātmavān || 2.45 ||

‘Het onderwerp van de Veda’s heeft betrekking op de drie guna’s. O Arjuna, wees vrij van deze drie kwaliteiten, vrij van de tegenstellingen. Wees iemand die altijd gevestigd is in sattva-guna, iemand die vrij is van zorgen over het verkrijgen en beschermen van bezit, en die meester is over zijn geest.’

tatra sattvaṁ nirmalatvāt prakāśakam anāmayam |
sukha-saṅgena badhnāti jñāna-saṅgena cānagha || 14.6||

‘O Arjuna, sattva is stralend en vrij van problemen, omdat het zuiver is. Sattva bindt door de verbinding met gelukservaringen en kennis.’

karmaṇaḥ sukṛtasyāhuḥ sāttvikaṁ nirmalaṁ phalam |
rajasastu phalaṁ duḥkham ajñānaṁ tamasaḥ phalam || 14.16||

‘Men zegt dat het resultaat van een dharmische handeling verbonden is met sattva en zuiver is. Het resultaat van rajas is pijn en het resultaat van tamas is onwetendheid.’

sattvāt sañjāyate jñānaṁ rajaso lobha eva ca |
pramāda-mohau tamasaḥ bhavato’jñānam eva ca || 14.17||

‘Uit sattva ontstaat kennis en uit rajas hebzucht. Onverschilligheid, misleiding en onwetendheid komen voort uit tamas.’

abhayaṁ sattva-saṁśuddhiḥ jñāna-yoga-vyavasthitiḥ |
dānaṁ damaśca yajñaśca svādhyāyastapa ārjavam || 16.1||

ahiṁsā satyam akrodhaḥ tyāgaḥ śāntirapaiśunam |
dayā bhūteṣvaloluptvaṁ mārdavaṁ hrīracāpalam || 16.2||

tejaḥ kṣamā dhṛtiḥ śaucam adroho nātimānitā |
bhavanti sampadaṁ daivīm
abhijātasya bhārata || 16.3||

‘Onbevreesdheid, zuiverheid van geest, toewijding aan kennis en contemplatie, vrijgevigheid, zelfbeheersing, het dagelijks uitvoeren van rituelen, recitatie van de Veda’s, religieuze discipline, oprechtheid, niet-kwetsen, waarheidlievendheid, vrijheid van boosheid, verzaking, kalmte van geest, niet-roddelen, compassie naar alle levende wezens, afwezigheid van hartstocht, zachtaardigheid, bescheidenheid, afwezigheid van fysieke onrust, waardigheid, evenwichtigheid, standvastigheid, reinheid, afwezigheid van venijn en afwezigheid van arrogantie; al deze kwaliteiten zijn aanwezig in degene die geboren is voor het goddelijke, o Arjuna.’

Voedsel

āyuḥ-sattva-balārogya-sukha-prīti-vivardhanāḥ |
rasyāḥ snigdhāḥ sthirā hṛdyāḥ āhārāḥ sāttvika-priyāḥ |17.8

‘Sappig, romig, heilzaam en aangenaam voedsel dat de levensduur verlengt, dat zorgt voor een heldere geest, voor kracht, gezondheid, een prettige smaak en esthetisch genoegen, is geliefd bij sattvische mensen.’

Rituelen

aphalākāṅkṣibhiryajñaḥ vidhi-dṛṣṭo ya ijyate |
yaṣṭavyam eveti manaḥ samādhāya sa sāttvikaḥ || 17.11||

‘Het ritueel dat gekend wordt via de geschriften, dat wordt uitgevoerd door degenen die niet bezig zijn met het resultaat en met de instelling ‘dit is wat gedaan moet worden’, is sattvisch.’

Discipline

deva-dvija-guru-prājña-pūjanaṁ śaucam ārjavam |
brahmacaryam ahiṁsā ca śārīraṁ tapa ucyate ||17.14||

‘Het vereren van devatā’s, brāhmaṇa’s, leraren en wijzen, properheid, oprechtheid, zelfdiscipline en niemand pijn doen, worden samen fysieke discipline genoemd.’

anudvega-karaṁ vākyaṁ satyaṁ priya-hitaṁ ca yat |
svādhyāyābhyasanaṁ caiva vāṅmayaṁ tapa ucyate || 17.15||

‘Spraak die geen onrust veroorzaakt, die waar is, aangenaam en nuttig, en het dagelijks herhalen van je eigen Veda, worden samen discipline in spraak genoemd.’

manaḥ-prasādaḥ saumyatvaṁ maunam ātma-vinigrahaḥ |
bhāva-saṁśuddhirityetat tapo mānasam ucyate || 17.16||

‘Mentale opgewektheid, zichtbare opgewektheid, vrijheid van praatzucht, beheersing van de geest en een zuivere intentie worden samen mentale discipline genoemd.’

śraddhayā parayā taptaṁ tapastat trividhaṁ naraiḥ|
aphalākāṅkṣibhiryuktaiḥ sāttvikaṁ paricakṣate|17.17|

‘Men zegt dat deze drievoudige discipline sattvisch is, wanneer deze wordt uitgevoerd met volledige śraddhā (vertrouwen), door mensen die kalm zijn en die niet bezig zijn met het resultaat.’

Giften

dātavyam iti yad dānaṁ dīyate’nupakāriṇe |
deśe kāle ca pātre ca tad dānaṁ sāttvikaṁ smṛtam || 17.20||

‘De gift die gegeven wordt op de juiste tijd en plaats, aan een waardige ontvanger, zonder een tegenprestatie te verwachten, denkend ‘dit dient gegeven te worden’, wordt gezien als sattvisch.’

Verzaking

kāryam ityeva yat karma niyataṁ kriyate’rjuna |
saṅgaṁ tyaktvā phalaṁ caiva sa tyāgaḥ sāttviko mataḥ || 18.9||

‘O Arjuna, het uitvoeren van een voorgeschreven handeling met de houding ‘het dient gedaan te worden’, waarbij men de emotionele afhankelijkheid en het resultaat van de handeling opgeeft, wordt beschouwd als een sattvische verzaking (tyāga).’

na dveṣṭyakuśalaṁ karma kuśale nānuṣajjate |
tyāgī sattva-samāviṣṭaḥ medhāvī chinna-saṁśayaḥ ||18.10||

‘De verzaker (tyāgī) die beschikt over een zuivere geest, die juiste kennis heeft en wiens twijfels zijn opgelost, heeft geen hekel aan ongepaste handelingen gebaseerd op verlangen, en is niet gehecht aan gepaste, voorgeschreven handelingen.’

Kennis

sarva-bhūteṣu yenaikaṁ bhāvam avyayam īkṣate |
avibhaktaṁ vibhakteṣu tajjñānaṁ viddhi sāttvikam || 18.20||

‘Weet dat het sattvische kennis (jñānam) is waardoor men de enkelvoudige, onveranderlijke werkelijkheid herkent in alle wezens, wat het onverdeelde onder de verdeelde dingen is.’

Karma (handelingen)

niyataṁ saṅga-rahitam arāga-dveṣataḥ kṛtam |
aphala-prepsunā karma yat tat sāttvikam ucyate || 18.23||

‘De voorgeschreven handeling die zonder emotionele afhankelijkheid en niet vanuit voorkeur en afkeer wordt uitgevoerd, door iemand die niet hevig verlangt naar het materiële resultaat, die handeling (karma) wordt sattvisch genoemd.’

mukta-saṅgo’nahaṁ-vādī dhṛtyutsāha-samanvitaḥ|
siddhyasiddhyornirvikāraḥ kartā sāttvika ucyate |18.26|

‘Degene die in zijn handelingen vrij is van emotionele afhankelijkheid, die niet opschept, die vastberaden en enthousiast is, en die onverstoord blijft bij succes en mislukking, die uitvoerder van handelingen (kartā) wordt sattvisch genoemd.’

De geest

pravṛttiṁ ca nivṛttiṁ ca kāryākārye bhayābhaye |
bandhaṁ mokṣaṁ ca yā vetti buddhiḥ sā pārtha sāttvikī || 18.30||

 ‘O Arjuna, de geest die activiteit en verzaking kent, en die weet wat wel en niet gedaan moet worden, wat wel en niet gevreesd moet worden, en wat gebondenheid en vrijheid is, die geest (buddhi) is sattvisch.’

Standvastigheid

dhṛtyā yayā dhārayate manaḥ-prāṇendriya-kriyāḥ |
yogenāvyabhicāriṇyā dhṛtiḥ sā pārtha sāttvikī || 18.33||

‘O Arjuna, de onwrikbare standvastigheid waarmee iemand door oefening de activiteiten van de geest, prāṇa en de zintuigen reguleert, die standvastigheid (dhṛti) is sattvisch.’

Geluk

sukhaṁ tvidānīṁ trividhaṁ śṛṇu me bharatarṣabha |
abhyāsād ramate yatra duḥkhāntaṁ ca nigacchati || 18.36||

yat tad agre viṣam iva pariṇāme’mṛtopamam |
tat sukhaṁ sāttvikaṁ proktam ātma-buddhi-prasādajam || 18.37||

‘O Arjuna, luister nu naar mij; dit gaat over het drievoudige geluk (sukha). Het geluk waarin men vreugde ontdekt door veelvuldige oefening en men beëindiging van verdriet bereikt, dat in het begin op vergif lijkt (en) na transformatie op nectar, dat geluk wordt sattvisch genoemd. Het is ontstaan uit de helderheid van zelfkennis.’

(Nederlandse vertaling: Rommert en Manon van Dijk)

Leestip

Het boek De essentie van de Bhagavad Gita van Swami Dayananda

Geplaatst op Geef een reactie

De drie guna’s: een model voor innerlijke groei

Een bekend model in Vedanta en in de yogafilosofie is dat van de drie guna’s of principes: sattva, rajas en tamas. Kort gezegd staat sattva voor kennis, rajas voor activiteit en tamas voor passiviteit. Er is al veel geschreven over de drie guna’s. In dit artikel staat de vraag centraal: hoe helpt dit model ons bij onze emotionele groei en daarmee indirect bij het begrijpen van Advaita Vedanta?

In de Bhagavad Gita spreekt Krishna als Īśvara, de oorzaak van de wereld. Hij zegt in vers 7.12: ‘Weet dat de wezens die zijn ontstaan uit sattva, rajas en tamas, enkel uit Mij zijn voortgekomen.’ Alles in de wereld, alle wezens en dingen, komen voort uit de oorzaak die deze drie eigenschappen heeft: sattva, rajas en tamas.

Sattva, rajas en tamas vinden we overal terug in de wereld. De eigenschappen van de oorzaak dringen namelijk door in het gevolg. Neem bijvoorbeeld koffie: de eigenschappen van de koffiebessen bepalen de eigenschappen van de koffiebonen en dus van de koffie die je na een lang proces uiteindelijk drinkt.

De drie guna’s zijn de eigenschappen van de oorzaak van het universum en dringen door in alles. De guna’s komen dus ook tot uiting in ons gedrag, ons lichaam, onze zintuigen en onze geest.

Iedereen is een combinatie van de 3 guna’s

In de Bhagavad Gita vinden we tientallen verzen over de guna’s, waarin Heer Krishna uitlegt hoe iedereen een combinatie is van sattva, rajas en tamas. En dat we met ons gedrag de toestand van onze geest positief kunnen beïnvloeden, zodat sattva toeneemt en we met een heldere geest de diepzinnigheid van het leven kunnen ontdekken.

Sattva verwijst op individueel niveau naar tevredenheid, kennis en helderheid, naar het gebruiken van je intellect en het volgen van de universele normen en waarden (dharma). Wanneer je verdiept bent in muziek, in het analyseren van een probleem of wanneer je begripvol en medelevend bent, dan overheerst sattva. Iedereen heeft deze kwaliteit, want iedereen kent liefde. Ook al is iemand nog zo verhard door jarenlange maffiapraktijken, als deze man zijn teen stoot tegen een tafelpoot, dan zal hij uit medeleven naar zijn voet grijpen en liefde ervaren.

Rajas is ambitie, energie, verlangen, rusteloosheid en gedrevenheid. Tamas is traagheid, sufheid, onverschilligheid, luiheid.

Je kunt niet zonder tamas. Je hebt tamas nodig om te kunnen slapen. Daarom is het lastig in slaap vallen als je tot laat in de avond iets actiefs hebt gedaan. We hebben ook rajas nodig om in beweging te komen en actief te zijn in het leven. Maar sattva zou geleidelijk in je leven dominant moeten worden, dan ben je emotioneel gegroeid; een emotioneel volwassen persoon.  

Vier type mensen

De Bhagavad Gita onderscheidt vier karakters of type mensen op basis van de drie guna’s. Niet om te veroordelen, maar om een model te creëren voor onze innerlijke groei. De vraag is niet: waar staat mijn partner, buurman of collega in dit model? Maar: waar sta ik? En hoe kan ik sattva dominant maken in mijn leven?

Vier type mensen op basis van guna-dominantie:

1. sattva-rajas-tamas

Deze mensen leven een contemplatief, onderzoekend en vreedzaam leven. Kennis, devotie en/of meditatie staan elke dag centraal. Daarnaast zijn ze voldoende actief en volgen ze bij hun handelingen dharma, de natuurlijke orde. En natuurlijk gaan ze ’s avonds tevreden slapen onder invloed van tamas.

2. rajas-sattva-tamas

Altijd bezig, actief en ambitieus, zo kunnen we dit type beschrijven. Sattva overheerst tamas, waardoor deze mensen verstandige keuzes maken in lijn met dharma. Hun handelingen zijn niet egocentrisch, maar een zegen voor de maatschappij. Snel gekwetst zijn hoort bij dit type mens.

3. rajas-tamas-sattva

Nu neemt tamas de tweede plek in. Rajas overheerst nog steeds, maar deze mensen zijn voornamelijk egoïstisch of hebzuchtig in hun handelen. Teleurstelling is hun niet vreemd.

4. tamas-rajas-sattva

In dit type mens is tamas de dominante guna. De meeste tijd gaat op aan slapen en eten. De geest is slaperig, afgestompt of depressief. Een puber die pas rond het middaguur uit bed komt om een pizza te bestellen en de rest van de dag op de bank gaat hangen, valt onder dit type. Maar ook iedere baby heeft tamas als dominante guna.

Uit De essentie van de Bhagavad Gita van Swami Dayananda:

‘Deze vier type mensen vind je overal in de wereld, niet alleen in India. Iedereen wordt geboren met overheersend tamas; een pasgeboren baby slaapt twintig uur per dag. Naarmate hij groeit, slaapt de baby minder en wordt hij actiever; komt hij meer onder de invloed van rajas. Naargelang hij kennis verzamelt, wordt hij meer en meer door sattva gevormd. Als je in staat bent om meer te zien dan zichtbaar is, om voorbij te gaan aan de zintuigen en de diepzinnigheid van het leven te zien, dan ben je sāttvika; beïnvloed door sattva. Je bent dan contemplatief.’

Waarom zijn er niet meer type mensen mogelijk? Waarom niet tamas-sattva-rajas en sattva-tamas-rajas? Wanneer sattva dominant is, dan kan alleen rajas de tweede plek innemen. Wanneer tamas in iemand dominant is, dan zal de tweede rajas zijn. Sattva en tamas staan namelijk te ver van elkaar af.

Drie guna’s: pad van innerlijke groei

Dit model stippelt voor ons de route naar emotionele volwassenheid uit. Fysiek volwassen worden we vanzelf, maar emotioneel volwassen niet. Door ons hiervoor in te spannen kunnen we van type 4 naar type 1 groeien: tevreden, verstandig, liefdevol en wijs.

Swami Dayananda: ‘Iedereen moet groeien om sāttvika te worden. Hiervoor moet iemand die tāmasa is – voor wie eten en slapen de belangrijkste activiteiten zijn – eerst rājasa, actief, worden. Zelfs al zijn handelingen in eerste instantie egoïstisch, toch moet hij beginnen met iets te doen. Naderhand kan zijn handelen geleidelijk tot werk gericht worden dat gewijd is aan een ander doel dan het bevredigen van zijn eigen behoeften. Als hij zijn intellect hierbij niet misbruikt, zal hij meer en meer sāttvika worden.’

‘Moge je altijd gevestigd zijn in sattva-guna
–  Bhagavad Gita 2.45

Krishna spoort Arjuna in de Bhagavad Gita aan om zijn geest in sattva te vestigen. Wanneer sattva dominant is, dan is er kalmte, onderscheidingsvermogen (viveka) en een onderzoekende, contemplatieve houding. Een geest met deze kwaliteiten is nodig om het onderwijs van Vedanta te kunnen begrijpen en jezelf te ontdekken als vrij van de drie guna’s, als de onveranderlijke basis van de hele wereld.

Hoe kun je jouw geest in sattva vestigen?

Hoe kun je sattva laten toenemen in je leven? De Bhagavad Gita geeft een aantal duidelijke richtlijnen over sattvisch voedsel bijvoorbeeld en het geven van giften. Denk ook aan dharma volgen in plaats van je voorkeur of afkeer, anderen helpen, boeken lezen, Vedanta studeren en yoga en meditatie. Dit zijn allemaal sattva-verhogende bezigheden.

In dit artikel wil ik één middel (sādhana) uitlichten: het beoefenen van sattvische spraak. Dit wordt ook wel vāk-tapas, discipline in spraak, genoemd.  

Sattvische spraak

De spraak is een krachtig instrument en kan veel goed doen, maar ook veel kapotmaken in relaties. Woorden doen wel degelijk pijn. Het is zeer de moeite waard om meer discipline in je spraak te ontwikkelen. Via beheersing van de spraak krijg je meer beheersing over je geest. De beoefening van sattvische spraak is dus zowel waardevol voor jezelf als voor je omgeving.

Sattvische spraak kent volgens de Bhagavad Gita (17.15) vier basiskwaliteiten:

  • veroorzaak met je woorden geen onrust of pijn (anudvegakaram)
  • spreek de waarheid (satyam)
  • spreek aangenaam, vriendelijk (priyam)
  • zeg nuttige dingen (hitam)

In zijn commentaar op de Bhagavad Gita schrijft Śaṅkarācārya dat alleen een uitspraak die alle vier de kwaliteiten bezit, vāktapas genoemd kan worden. De woorden dienen aangenaam (priyam) te zijn, zodat ze de ander onmiddellijk een plezier doen. En nuttig (hitam), zodat ze iemand op de lange termijn gelukkiger maken. En wat je zegt dient ook waar te zijn.

Een onmogelijke opgave?

Het lijkt misschien een onmogelijke opgave, maar zie het als een groeiproces. Zelfs een beetje meer aandacht voor je spraak kan een groot verschil maken, omdat het je alerter maakt en je daardoor betere keuzes kunt maken in het leven.

Misschien wordt het aantal woorden dat je spreekt een stuk minder, maar je woorden zullen meer betekenis krijgen. Je relaties zullen beter zijn, met minder conflict, wat allemaal bijdraagt aan je innerlijke kalmte.  

Natuurlijk is het niet continu mogelijk of zelfs wenselijk om je aan al deze vier basiskwaliteiten te houden. Het gaat erom dat je een bewuste afweging maakt als je spreekt en deze kwaliteiten zijn een leidraad. Soms is het nodig om niet de waarheid te spreken of om iets te zeggen wat even onrust kan veroorzaken, of om over koetjes en kalfjes te praten.

Śaṅkara geeft in zijn commentaar een voorbeeld van een uitspraak die voldoet aan de vier kwaliteiten: ‘Mijn beste, moge je in vrede zijn. Bestudeer dagelijks de Veda en beoefen karmayoga. Dan zul je mokṣa (vrijheid) bereiken.’ Dit is kalmerend, waar, plezierig en nuttig!

Een gebed voor beheerste spraak

Sattvische spraak is dus een goed middel om een alerte geest te ontwikkelen en te behouden. En een geest die alert, geconcentreerd en kalm is, kan de diepzinnige visie van Vedanta begrijpen.

Ik sluit graag af met de eerste twee zinnen uit de śānti-mantra van de Aitareya-upaniṣad, bedoeld voor harmonie tussen geest en spraak.

vāṅme manasi pratiṣṭhitā, mano me vāci pratiṣṭhitam
‘Moge mijn spraak gevestigd zijn in mijn geest. Moge mijn geest gevestigd zijn in mijn spraak’

Moge mijn spraak gevestigd zijn in mijn geest betekent: laat mijn spraak in lijn zijn met wat ik weet. Moge mijn geest gevestigd zijn in mijn spraak wil zeggen: moge mijn geest op mijn tong aanwezig zijn, zodat ik niet mechanisch praat, maar bewust, met mijn aandacht bij wat ik zeg.

Dit gebed kun je ’s ochtends en ’s avonds gebruiken om jezelf te ondersteunen bij het ontwikkelen van discipline in spraak. En vraag je regelmatig op de dag af: waarom wil ik nu iets zeggen? Heb ik iets te vertellen dat vredig, waar, plezierig en nuttig is? Of wil ik de tijd doden met geklets, roddelen om me beter te voelen of mijn gelijk halen in een zinloze discussie? Deze alertheid kan je veel innerlijke groei opleveren.

Zie ook deze inspirerende verzen uit de Bhagavad Gita over sattva.

Geplaatst op Geef een reactie

Bhagavad Gita quotes over meditatie

De Bhagavad Gita is één van ‘s werelds beroemdste spirituele boeken. Dit duizenden jaren oude ‘Lied van de Heer’ beschrijft de dialoog tussen Heer Krishna en de krijger Arjuna in het Indiase epos de Mahabharata. Krishna onderwijst Arjuna over het zelf dat onverwoestbaar is, over emotionele volwassenheid, over universele waarden, karmayoga, devotie én over meditatie. Hieronder vind je een selectie prachtige quotes in het Nederlands over meditatie. De citaten zijn afkomstig uit hoofdstuk 6 van de Bhagavad Gita.

Eerder plaatsten we al een uitgebreid artikel over meditatie, waarin je leest over de twee soorten meditatie die Advaita Vedanta onderscheidt: voorbereidende meditatie voor degene die zelfkennis wenst en contemplatie voor degene die zelfkennis verkregen heeft. De verzen hieronder gaan voornamelijk over contemplatie en bevatten daarnaast algemene instructies voor alle mediteerders.

Bhagavad Gita quotes uit hoofdstuk 6 ‘Meditatie’


Heer Krishna zei:

yogī yuñjīta satatam ātmānaṁ rahasi sthitaḥ,   
ekākī yata-cittātmā nirāśīraparigrahaḥ  6.10 

‘Moge de mediteerder, wiens lichaam en geest beheerst zijn, die vrij is van verlangens en bezittingen, afgezonderd op een rustige plaats verblijvend, continu zijn/haar geest verbinden met het object van meditatie.’ 6.10

śucau deśe pratiṣṭhāpya sthiram āsanam ātmanaḥ,   
nātyucchritaṁ nātinīcaṁ cailājina-kuśottaram  6.11 

tatraikāgraṁ manaḥ kṛtvā yata-cittendriya-kriyaḥ,   
upaviśyāsane yuñjyād yogam ātma-viśuddhaye  6.12 

 ‘Na de eigen zitplaats ingericht te hebben, door een grasmat, een huid en een zachte doek over elkaar heen te leggen, op een schone en stabiele plek die niet te hoog of te laag is, … 6.11

… daar gezeten op de zitplaats, de geest eenpuntig gemaakt hebbend, moge degene die de activiteiten van de geest en zintuigen heeft beheerst, meditatie beoefenen voor zuivering van de geest.’ 6.12

samaṁ kāya-śirogrīvaṁ dhārayannacalaṁ sthiraḥ, 
samprekṣya nāsikāgraṁ svaṁ diśaścānavalokayan  6.13 

praśāntātmā vigatabhīrbrahma-cāri-vrate sthitaḥ,   
manaḥ saṁyamya maccitto yukta āsīta matparaḥ  6.14 

‘De romp, het hoofd en de nek stabiel, stil en in één lijn houdend, de ogen alsof kijkend naar de punt van de neus, in plaats van naar alle kanten, … 6.13

… degene met een kalme geest, vrij van angst en standvastig in de keuze voor het leven van een brahmacārī (Veda-student), moge die mediteerder zitten, denkend aan Mij (Īśvara), met Mij als hoogste doel, terwijl de geest teruggetrokken is van al het andere.’ 6.14

yuktāhāra-vihārasya yukta-ceṣṭasya karmasu, 
yukta-svapnāvabodhasya yogo bhavati duḥkhahā  6.17 

‘Voor degene die met mate eet en beweegt, die alle activiteiten aandachtig uitvoert, die met mate slaapt en wakker is, voor hem wordt meditatie de vernietiger van verdriet.’ 6.17

yadā viniyataṁ cittam ātmanyevāvatiṣṭhate, 
niḥspṛhaḥ sarva-kāmebhyo yukta ityucyate tadā  6.18 

‘Wanneer de geest kalm is en alleen in het zelf verblijft, vrij van verlangen naar alle aantrekkelijke objecten, dan wordt hij een succesvol persoon genoemd.’ 6.18

yathā dīpo nivātastho neṅgate sopamā smṛtā, 
yogino yata-cittasya yuñjato yogam ātmanaḥ  6.19 

‘Een vlam die beschut is tegen de wind flikkert niet. Dit voorbeeld wordt gebruikt voor het beschrijven van de kalme geest van de mediteerder, die contemplatie op het zelf beoefent.’ 6.19

yatroparamate cittaṁ niruddhaṁ yoga-sevayā,
yatra caivātmanātmānaṁ paśyannātmani tuṣyati  6.20 

sukham ātyantikaṁ yat tad buddhi-grāhyam atīndriyam,
vetti yatra na caivāyaṁ sthitaścalati tattvataḥ  6.21 

yaṁ labdhvā cāparaṁ lābhaṁ manyate nādhikaṁ tataḥ,
yasmin sthito na duḥkhena guruṇāpi vicālyate  6.22 

taṁ vidyād duḥkha-saṁyoga-viyogaṁ yoga-saṁjñitam,
sa niścayena yoktavyo yogo’nirviṇṇa-cetasā  6.23

‘Wanneer de geest, beheerst door het beoefenen van meditatie, verblijft in het zelf, en wanneer men het zelf ziet enkel met behulp van zichzelf, en men voldaan is in zichzelf, … 6.20

… en wanneer men dit onbegrensde geluk herkent, wat is begrepen door het intellect en wat voorbijgaat aan de zintuigen, en wanneer deze persoon daarin verblijft en niet van de werkelijkheid weg beweegt, … 6.21

…en na dat verkregen te hebben, men niet langer denkt dat er nog iets beters te bereiken is dan dat, en daarin verblijvend men niet langer verstoord raakt, zelfs niet door een groot leed, … 6.22

… moge men dat kennen als dissociatie van associatie met leed, wat yoga wordt genoemd. Deze yoga dient vastberaden beoefend te worden, met een geest die niet ontmoedigd is.’ 6.23

yato yato niścarati manaścañcalam asthiram,
tatastato niyamyaitad ātmanyeva vaśaṁ nayet  6.26 

‘Naar welk object de instabiele geest, die voortdurend in beweging is, ook maar afdwaalt, breng hem terug. Moge men zo deze geest onder zijn eigen controle brengen.’ 6.26

sarva-bhūtastham ātmānaṁ sarva-bhūtāni cātmani,
īkṣate yoga-yuktātmā sarvatra sama-darśanaḥ  6.29  

‘Degene die een standvastige geest heeft dankzij contemplatie, en die in alle situaties de visie van gelijkheid heeft, ziet het zelf in alle wezens, en ziet alle wezens in het zelf.’ 6.29

cañcalaṁ hi manaḥ kṛṣṇa pramāthi balavad dṛḍham,
tasyāhaṁ nigrahaṁ manye vāyoriva suduṣkaram  6.34 

Arjuna zei: ‘O Kṛṣṇa, de geest is zo wispelturig. Hij is een krachtige, volhardende onruststoker. De geest is zo moeilijk te bedwingen als de wind.’ 6.34

asaṁśayaṁ mahābāho mano durnigrahaṁ calam,
abhyāsena tu kaunteya vairāgyeṇa ca gṛhyate  6.35 

Heer Kṛṣṇa zei: ‘Zonder twijfel, Arjuna, is de geest wispelturig en moeilijk te beheersen. Maar door herhaaldelijke oefening en objectiviteit komt hij onder controle.’ 6.35

(Nederlandse vertaling: Rommert en Manon van Dijk)

Leestips:

Geplaatst op Geef een reactie

De Upanishads: het grootste geheim

De Upanishads zijn de belangrijkste spirituele teksten uit de Vedische cultuur. Samen met de Bhagavad Gita en de Brahmasutra’s vormen ze de basis van Advaita Vedanta, een duizenden jaren oude, levende traditie van spiritueel onderwijs. Eén van de betekenissen van het woord ‘upanishad’ is ‘groot geheim’. Ze onthullen namelijk een groot geheim over onszelf: dat we alles zijn wat we zoeken in het leven, dat we vrij zijn van elk gebrek. Hoe komt het dat deze zelfkennis een geheim is? En hoe kunnen we het leren kennen?

In zijn commentaar op de Taittiriya-upanishad schrijft Adi Shankaracharya: ‘Van alle kennisdisciplines die geheim zijn, is de kennis van de Upanishads het grootste geheim.’

De kennis van bepaalde geneeskrachtige kruiden en marma’s (drukpunten op het lichaam) is voor veel mensen niet beschikbaar. Elke uitvinding waar patent op rust is een geheim. Maar van alle geheimen is de kennis van het zelf (ātmā) het grootste geheim. Deze kennis leidt tot absolute vrijheid (mokṣa) en voldoening. Geen van de andere kennisdisciplines kan ons dit bieden.

‘Wanneer je dit grootste geheim kent, zul je vrij zijn van alle tegenspoed.’
– Bhagavad Gita 9.1

Het doel van het onderwijs van Advaita Vedanta is dat we gaan begrijpen dat we volledig acceptabel zijn, vrij van elke beperking, onbegrensd. De Upanishads en de Bhagavad Gita ontvouwen dat de beperkingen zoals verdriet, sterfelijkheid en onwetendheid slechts schijnbaar zijn en dat het werkelijke zelf onbegrensd bewustzijn (brahman) is.

Het zelf is niet waarneembaar

Deze kennis is een geheim, omdat het zelf niet te kennen is met onze gebruikelijke kennismiddelen; waarneming en gevolgtrekking. Waarneming en op waarneming gebaseerde gevolgtrekkingen zijn enkel nuttig om dingen te leren kennen die we kunnen objectiveren. De kennis over het zelf gaat over het enige subject, ik; de kenner die de wereld waarneemt.

De Upanishads vormen een extern kennismiddel in de vorm van woorden, speciaal om ons zelf te kennen. Deze woorden zijn duizenden jaren geleden geopenbaard aan rsi’s (zieners), degenen die de mantra’s hebben gehoord. Via verfijnde onderwijsmethodes en dankzij de duizenden jaren oude onderwijstraditie, kunnen we ons zelf ‘zien’ in de spiegel van woorden, ontvouwd door een leraar.

Toegankelijk en toch ook niet

Honderd jaar geleden waren de Upanishads alleen toegankelijk voor wie het Indiase woud in trok op zoek naar een leraar die daar in de stilte contempleerde en onderwees. Nu is de kennis van de Upanishads zeer toegankelijk, ook voor westerlingen. Op internet kun je de teksten lezen in verschillende talen. En er zijn vele traditionele leraren die deze kennis onderwijzen, ook via online lessen. Dit is voor een groot deel te danken aan mijn leraar Swami Dayananda en zijn meerjarige Vedanta en Sanskriet-opleidingen.

En toch blijft deze kennis ook nu een groot geheim. Sommige geheimen blijven namelijk een geheim, ook al worden ze onthuld. Als je voor het eerst leest of hoort dat je in werkelijkheid onbegrensd bewustzijn bent, dan begrijp je dit niet volledig. Dan blijft het een geheim voor je.

‘De een ziet dit zelf als een wonder. De ander spreekt over dit zelf als een wonder. Een volgende krijgt te horen dat het zelf een wonder is. Weer een ander, zelfs nadat hij erover gehoord heeft, begrijpt dit zelf niet.’
– Bhagavad Gita 2.29

De Upanishads geven aan dat het proces naar standvastige zelfkennis uit drie onderdelen bestaat:

  • Shravanam – met een onderzoekende houding luisteren naar de woorden van de Upanishads, ontvouwd door een bekwame leraar.
  • Mananam – het analyseren van andere standpunten en filosofische stromingen onder begeleiding van een leraar, om de kennis die verkregen is door shravanam standvastig te maken, vrij van twijfel.
  • Nididhyāsanam – zelfstandige contemplatie op het zelf als de verkregen visie helder is.

Ook geven de Upanishads aan dat de leerling klaar moet zijn voor dit leerproces. Naast een bekwame leraar, die de geschriften kent en standvastig is in zelfkennis, vraagt deze kennis ook iets van de leerling. De boodschap van de Upanishads staat namelijk lijnrecht tegenover ons huidige, beperkte zelfbeeld. Ook al krijgen we langdurig en systematisch Vedanta-onderwijs, we hebben een intellect nodig dat scherp genoeg is om het onderwijs te volgen en een emotionele volgroeidheid om de ontdekte feiten over onszelf te kunnen verwerken. Ook hiermee helpen de Upanishads ons op weg door kwaliteiten te noemen die we kunnen ontwikkelen als voorbereiding op deze kennis.

De Brhadāranyaka-upanishad (mantra 4.4.23) zegt:

‘Iemand die brahman (onbegrensd bewustzijn) op deze manier kent, en die innerlijke kalmte heeft en beheersing over de handelingsorganen, die geen eigenaarschap kent, die situaties objectief accepteert en die een geconcentreerde geest heeft, ziet het zelf waarlijk in zichzelf (in het intellect).’

Een traditionele leraar onderwijst daarom niet alleen zelfkennis, maar ook deze kwaliteiten die nodig zijn om deze bijzondere kennis te begrijpen en te verwerken. Anders blijft de kennis van het zelf een geheim.

Verder lezen over de Upanishads? Bekijk het boek ‘Sleutel tot de Upanishads’

Geplaatst op Geef een reactie

Emotionele volwassenheid verandert je leven

‘Om echt te beginnen met mijn leven te leven, moet ik eerst een compleet mens zijn. Compleet in de zin van emotioneel volwassen.’ Dit is een citaat uit het boek ‘Emotioneel Volwassen’ van de zeer gerespecteerde Advaita Vedanta-leraar Swami Dayananda. Aan de hand van verzen uit de Bhagavad Gita bespreekt hij in dit boek de psychologie van de mens en de diepzinnige visie van Advaita Vedanta op het leven. Wanneer ben je emotioneel volwassen? Wat is daarvoor nodig? En wat verandert er dan in je leven?

Voor lichamelijke volwassenheid hoeft niemand iets speciaals te doen. Fysiek volwassen word je vanzelf, zolang je maar in leven blijft. Maar emotioneel volwassen word je niet vanzelf. Je blijft vanbinnen een kind als je je niet inspant om te groeien. Iemand van veertig, vijftig of zelfs tachtig kan nog steeds met de blik van een onzeker kind naar de wereld kijken. Het innerlijke kind lijkt de persoon in zijn greep te hebben en zijn gedrag te beïnvloeden.

Het innerlijk kind begrijpen

In de kindertijd maakt iedereen onplezierige dingen mee. Een kind kan gebeurtenissen nog niet in een groter perspectief plaatsen en betrekt de dingen snel op zichzelf. Als vader en moeder ruzie maken, zal het kind bijvoorbeeld denken dat het zijn schuld is. Niemand ontkomt aan deze waarneming van het kind en de bijbehorende emoties. Deze pijnlijke herinneringen, opgeslagen in het onbewuste, zorgen voor emotionele reacties in het leven van de volwassene.

Gevoelens van onzekerheid, pijn en schuld afkomstig uit de kindertijd blijven het hele leven de kop opsteken, tenzij je er aandacht aan schenkt. Om emotioneel volwassen te worden is het nodig het hele proces te begrijpen, de orde ervan te zien, en wat er gebeurt is te erkennen en te accepteren als een gegeven. Je emotionele problemen op deze manier benaderen is een vorm van emotionele volwassenheid. Het is een volwassen manier van kijken naar jezelf.

De wereld begrijpen

Hoe je naar de wereld kijkt zegt ook iets over je emotionele volwassenheid. Denken dat je de wereld naar je hand kunt zetten is onvolwassen. Je kunt handelen in de wereld, maar je hebt geen controle over de wereld.

De Bhagavad Gita zegt:

karmaṇyevādhikāraste mā phaleṣu kadācana
mā karmaphalaheturbhūrmā te saṅgo’stvakarmaṇi


‘Je hebt alleen keus in je handelingen, maar beslist niet in de resultaten. Beschouw jezelf niet als de schepper van de resultaten van je handelingen; wees evenmin gehecht aan inactiviteit.’

– Bhagavad Gita 2.47

Waar heb je nou echt controle over? Je hebt keuze in hoe je een handeling uitvoert, maar je hebt geen keuze in het resultaat. Resultaten zijn afhankelijk van vele factoren, bekende en onbekende. Je hebt er geen controle over. Je kunt situaties wel aanvaarden en proberen te begrijpen. En vervolgens kun je andere keuzes maken.

Je hebt het vermogen om iets te doen, om te begrijpen, te organiseren, te herorganiseren, te creëren. Met die capaciteiten doe je je best. En als het resultaat komt, aanvaard de gegeven situatie dan en doe wat nodig is. Dit is emotionele volwassenheid.

God begrijpen

Als je nog een stap dieper gaat en de vraag stelt ‘Waarom heb ik geen controle?’, dan kan dit leiden tot een waardering voor degene die de wereld bestuurt. God of in het Sanskriet Īśvara genoemd – ‘degene die altijd regeert’.

Het universum is een intelligente creatie. Zoom in op een willekeurig aspect en je ziet hoe intelligent het is ontworpen. Neem je eigen lichaam, zintuigen of geest. Waarom zou je deze woorden nu kunnen zien met je ogen en begrijpen met je geest? Elke waarneming, elke gedachte, elk moment vindt plaats volgens bepaalde wetten, die zijn gegeven. Het hele universum, inclusief jouw lichaam en geest, functioneert volgens wetten. Deze wetten zijn niet door jou of mij gemaakt. Ze zijn gegeven. Het erkennen van de Gever is een onderdeel van de groei naar volwassenheid.

God ontdekken, jezelf ontdekken, is niets anders dan volwassenheid. Er bestaat geen ander doel in het leven dan volwassenheid.

– uit: ‘Emotioneel Volwassen

De Veda’s geven ons een uniek begrip van God. Er is niet één God, er zijn niet vele goden, er is enkel God. Dit is de volwassen kijk op God. God is niet een man in de hemel die op ons neerkijkt. Alles is God. God is niet alleen de gever van alles; God is alles.

God is zowel de maker als het materiaal van de wereld, zoals jij ’s nachts de maker en het materiaal bent van jouw droom. In de droom creëer jij een wereld uitsluitend door gedachten. Je denkt aan een berg en daar is de berg. Je denkt aan een rivier, vogels, mensen en zo creëer je een droomwereld. Je hebt voorkennis van wat je in een droom creëert, want je kunt niet dromen van iets wat je totaal niet kent. Jouw geheugen vormt het materiaal. Jij bent dus de maker én het materiaal voor de droomschepping. De droomwereld is niets dan jouw geest, jouw bewustzijn. De hele droomwereld wordt doordrongen door jou.

Met jouw beperkte kennis en kracht creëer jij een droomschepping. Īśvara is alle kennis en alle kracht en creëert daarmee dit prachtige universum, inclusief jouw lichaam en geest. Zoals jouw droomwereld niet losstaat van jou, zo staat de wereld niet los van Īśvara. Īśvara is de gever van alles in het leven.

Stadia in emotionele volwassenheid

In het boek ‘Emotioneel Volwassen’ zet Swami Dayananda heel helder de stadia in emotionele volwassenheid uiteen. Het begint bij het verminderen van je eigen subjectiviteit door emotionele complexen te erkennen en te verwerken. Dan krijg je meer zicht op de werkelijkheid en ook ruimte in je geest om de diepere waarheid van jezelf en de wereld te begrijpen. Zie ook het artikel ‘De drie guna’s: een model voor innerlijke groei’.

Emotionele volwassenheid is dus niet alleen nodig voor het leiden van een gelukkig en succesvol leven, maar ook voor het begrijpen van de visie van Advaita Vedanta: het zelf is compleet, vrij van elk gebrek.

Volwassenheid is niets anders dan de erkenning van dat wat is. Objectief zijn, ontvankelijk zijn voor de werkelijkheid is volwassenheid.

– uit: ‘Emotioneel Volwassen

Geplaatst op 2 reacties

Wat is de Bhagavad Gita?

De Bhagavad Gita is een duizenden jaren oud geschrift dat onderdeel uitmaakt van het grote, Indiase epos de Mahabharata. De Bhagavad Gita heeft de status van heilig geschrift, omdat haar boodschap voor iedereen, in elke tijdsperiode, op elke plaats in de wereld relevant is. Dit komt omdat de Gita over fundamentele onderwerpen gaat, zoals: wat is de oorzaak van menselijk lijden, wat is de aard van de wereld en God, en wie ben ik?

‘Bhagavad Gita’ betekent ‘Lied van de Heer’ en bestaat uit 700 verzen verdeeld over 18 hoofdstukken. De Gita geeft op relatief toegankelijke wijze de essentie van de upanishads weer. De auteur Veda Vyāsa presenteert de kennis van de upanishads in de vorm van een dialoog tussen Arjuna, een prins en machtige krijger, en Krishna, de leraar.

Samenvatting

Het verhaal in de Mahabharata gaat in het kort als volgt. Centraal staat een vorstenfamilie, de Kuru’s. Binnen deze familie ontstaat er tweespalt over wie het koninkrijk behoort te regeren: de zonen van Pāṇḍu, de Pāṇḍava’s, waar Arjuna toebehoort, of de zonen van Dhṛtarāṣṭra, de oudere, blinde broer van Pāṇḍu. Om de gemoederen te sussen besluit koning Dhṛtarāṣṭra het koninkrijk te verdelen tussen zijn oudste zoon en de Pāṇḍava’s.

Dhṛtarāṣṭra heeft honderd zonen, de Kaurava’s genaamd. De meesten van hen dragen een naam beginnend met het voorvoegsel dur, wat ‘slecht’ betekent. Zij doen hun naam eer aan. Duryodhana, de oudste, is niet tevreden met slechts een deel van het koninkrijk. Hij is jaloers op de Pāṇḍava’s en probeert hen overal in dwars te zitten. Hij kan hun succes en geluk niet aanzien en eigent zich uiteindelijk hun deel van het koninkrijk onrechtmatig toe met als gevolg dat niet alleen zijn neven, maar het hele volk lijdt.

Arjuna en zijn broers hebben als prinsen niet alleen recht op hun deel van het koninkrijk, ze hebben ook een plicht om toe te zien dat er rechtvaardig gehandeld wordt. Het is geen optie om niets te doen. De Pāṇḍava’s doen er alles aan om het conflict niet te laten escaleren, maar Duryodhana’s gedrag maakt een oorlog uiteindelijk onvermijdelijk.

Het conflict van Arjuna

Als de Bhagavad Gita begint staat Arjuna midden op het slagveld met zijn strijdwagen en Heer Krishna als zijn wagenmenner, klaar om te vechten voor het behoud van dharma (harmonie) in het koninkrijk. Maar zodra hij zijn familie, leraren en vrienden voor zich ziet staan en beseft dat hij ze zal moeten doden om de oorlog te winnen, raakt hij hevig in conflict met zichzelf.

Aan de ene kant heeft Arjuna als krijger de plicht om te vechten en dharma in zijn rijk te handhaven, aan de andere kant voelt hij een grote liefde voor de mensen die hij voor zich ziet staan. Hij weet niet meer wat juist is om te doen.

Krishna onderwijst innerlijke groei en zelfkennis

Arjuna zakt in elkaar van verdriet. Hij is niet in staat om te vechten en vraagt Krishna om hulp. Krishna zegt: je hebt geen reden voor verdriet, want het zelf is onverwoestbaar.

‘Wapens kunnen het (zelf) niet klieven; vuur kan het niet verbranden; water kan het niet bevochtigen; zelfs de wind kan het niet verdrogen. Het (zelf) kan niet worden gekliefd, verbrand, bevochtigd of verdroogd. Het (zelf) is voorbij tijd, allesdoordringend, onbeweeglijk en onveranderlijk.’ (verzen 2.23 en 2.24)

Krishna leert Arjuna om te gaan met zijn emoties, om emotioneel volwassen te zijn in deze bijzonder moeilijke situatie. Ook onderwijst hij Arjuna universele waarden, karmayoga, devotie, juiste voeding en meditatie.

De Bhagavad Gita biedt ons de kennis om een gezond leven te leiden, zowel fysiek als mentaal, en heeft een visie op de werkelijkheid van de wereld en jezelf. De Gita zegt: wat je in essentie bent is volmaakt. Je bent onbegrensd bewustzijn, vrij van elk gebrek.

Aan het einde van de Bhagavad Gita is Arjuna al zijn twijfels kwijt, is zijn geest weer helder en weet hij wat juist is om te doen.

Meer lezen?

In het boek ‘De essentie van de Bhagavad Gita’ geeft Swami Dayananda een klassieke Vedanta-uitleg van de Gita. Diepgaand en helder bespreekt hij alle belangrijke onderwerpen aan de hand van een selectie prachtige verzen.
Neem een kijkje in dit boek

Geplaatst op

Een andere kijk op geluk

We zoeken het allemaal, elke dag weer: geluk. We ondernemen voortdurend activiteiten om gelukkig(er) te worden. Maar wat is geluk eigenlijk? En is het wel iets om te bereiken? Advaita Vedanta biedt hier een unieke kijk op.

Laten we eens onderzoeken wat er gebeurt als je gelukkig bent. Je luistert bijvoorbeeld naar mooie muziek en je geest gaat er helemaal in op. Je wilt niet dat de muziek waar je naar luistert anders is dan het is, of dat je zelf anders bent dan je bent. Jij en de muziek vormen één geheel. Er is geen scheidslijn in je bewustzijn tussen jou en de muziek. Je ervaart volheid, onbegrensdheid, geluk.

Wanneer er een verlangen in je opkomt, dat de muziek iets zachter zou moeten zijn bijvoorbeeld, dan ervaar je jezelf weer als een beperkt, ontevreden individu. Je hebt het idee ‘ik ben de zoeker en dit is het gezochte’ of ‘ik wil dat dit anders is’. Dit creëert een denkbeeldige scheidslijn tussen jou en de muziek.

Het lijkt alsof de muziek je even gelukkig maakte. Vedanta zegt: geluk ben je zelf. Het is niet de muziek die je gelukkig maakt. Het is niet die mooie film of je nieuwe auto. De gewenste situatie zorgt er alleen voor dat je je zorgen, verlangens en overtuigingen over jezelf even vergeet. En dan zie je je eigen volheid.

Zodra de wolken voorbij getrokken zijn, zien we de zon. Zo ook zien we ons ware zelf als de geest alle verlangens, overtuigingen en problemen even loslaat. Als er dan opnieuw wolken langs drijven, dan zien we de zon niet meer. Maar de zon is nog steeds aanwezig en onaangetast door de wolken. Zorgen en verlangens komen en gaan. Maar geluk gaat niet.

De wereld doet niets af aan jouw volheid

De wereld lijkt ons geluk soms in de weg te zitten. Maar je kunt niet zeggen dat de wereld er niet was in een moment van geluk. De wereld was wel degelijk aanwezig. Je luistert naar mooie muziek, je bent gelukkig. De wereld is er, jij bent er, je geest is er, je oren zijn er. Maar wat is er niet? De zoeker, de ontevreden zoekende jij, die op zoek is naar een gelukservaring.

Geluk gaat nergens heen, net zoals de zon er altijd is, is jouw volheid er ook altijd. De wolken lijken de zon te verbergen, want opnieuw komt er een behoefte op. Waarom eigenlijk, als ik zelf het geluk ben dat ik zoek? Omdat je de waarheid niet kent. Je gaat af op ervaringen. Je weet niet dat je altijd vol en compleet bent. Dat de ervaring van geluk jezelf is.

Je ervaart jezelf altijd

Als je zelf geluk, volheid bent, dan heb je geen nieuwe of andere ervaring nodig. Je kunt jezelf namelijk niet niet ervaren. Wat we nodig hebben is kennis van de ervaring. Dit is wat het onderwijs van Advaita Vedanta biedt. Je zult moeten weten, herkennen: dit ben ik. Deze volheid ben ik. Het is een volheid die de hele wereld  kan onderbrengen, zonder aangetast te worden. Volheid blijft altijd bestaan. Ook als er wolken voorbij drijven of als wolken zich opstapelen. Vedanta is een onderwijstraditie waarin deze kennis systematisch wordt ontvouwd.

In de Bhagavad Gita vraagt Arjuna op een gegeven moment om een beschrijving van iemand met deze kennis. Krishna antwoordt:

prajahāti yadā kāmān sarvān pārtha manogatān
ātmanyevātmanā tuṣṭaḥ sthitaprajñastadocyate


‘Iemand die gelukkig is met zichzelf, door zichzelf, geeft alle verlangens die in de geest opkomen op, o Arjuna, zo iemand wordt een persoon met standvastige kennis genoemd.’
Bhagavad Gita (II:55)

Alle verlangens om iets te gaan doen om gelukkig te worden vallen van je af, als je begrijpt dat je geluk bent. Normaal gesproken proberen we onszelf te vergeten door bijvoorbeeld televisie te kijken, maar degene die weet dat geluk haar/zijn ware natuur is, verblijft graag met zichzelf. Want de visie is: aan mij ontbreekt niets.

Geplaatst op Geef een reactie

Opgewekt door het leven

De Bhagavad Gita biedt naast kennis over de aard van het zelf, de wereld en God, ook waardevolle inzichten voor wie innerlijk wil groeien. Innerlijke groei is nodig om emotioneel volwassen te worden en een gelukkig leven te leiden. En ook om te begrijpen dat het zelf vrij is van elk gebrek, zoals Advaita Vedanta ontvouwt.

In hoofdstuk zeventien beschrijft Krishna disciplines voor je geest. Hij zegt:

manah-prasādah saumyatvam maunam ātma-vinigrahah |
bhāva-samśuddhirityetat tapo mānasam ucyate || 17.16||

‘Geestelijke opgewektheid, zichtbare opgewektheid, afwezigheid van praatzucht, beheersing van de geest en zuivere intentie, worden (samen) mentale discipline (tapas) genoemd.’

In deze blog wil ik het hebben over de eerste discipline: het verkrijgen en behouden van een opgewekte, blije geest. In de basis betekent dit een acceptatie van jezelf en van de situatie waarin je je bevindt. Het accepteren van je verleden is daarbij inbegrepen. Laten we kijken naar een aantal praktische principes die leiden tot acceptatie en blijheid. Voor deze tekst heb ik gebruikgemaakt van de prachtige ‘Bhagavad Gita Home Study Course’ van Swami Dayananda.

1. Leef van dag tot dag
Dit is een eenvoudig principe dat zorgt voor een opgewekte geest. Als je van dag tot dag leeft, leef je in overeenstemming met de werkelijkheid. Vandaag is werkelijk; morgen ben ik er misschien niet eens. Niet dat ik me daar zorgen over maak. Vandaag leef ik en wat er vandaag te doen is, dat doe ik gewoon. De toekomst kan voor zichzelf zorgen. Het leven wordt dan heel eenvoudig: je hoeft steeds maar één dag aan te kunnen. Je hele leven, steeds maar één dag. De zorgen van gisteren zijn weg. Wat gisteren gebeurde was gisteren. Het is niet vandaag. Als je gisteren een vergissing hebt gemaakt, prima. Je bent nu wijzer. Als je je er vandaag zorgen over maakt, dan verspil je vandaag met je zorgen maken over gisteren.

2. Leef in harmonie met je omgeving
Van dag tot dag leven betekent de dingen doen die er vandaag te doen zijn. Het gaat dan om handelingen die redelijkerwijs van je verwacht worden, gezien de rollen die je speelt in het leven; zoals vader/moeder, werkgever/werknemer, zoon/dochter, buurman/buurvrouw, etc. Als je doet wat nodig is in een gegeven situatie, ondanks dat het misschien niet je voorkeur heeft, dan ben je in harmonie met je omgeving en blijft je geest opgewekt, tevreden en vrij van conflict. Een zekere overgave naar wat er te doen is, waarbij je je voorkeur en afkeer opgeeft, zorgt voor een opgewekte geest.

3. Laat het leven vol verrassingen zitten
Er is ook een wet die zegt ‘wat staat te gebeuren, zal gebeuren’. Dit is een belangrijke schokdemper. Ik doe wat ik kan, maar ik heb niet alles voor het zeggen. Deze overgave aan de resultaten van handeling zorgt ervoor dat je opgewekt en tevreden kunt blijven, ook als het even tegenzit.

Sta even stil bij hoe je leven er nu uitziet. Had je ooit gedacht dat het er zo uit zou komen te zien? Gebeurtenissen ontvouwen zich. Je bevindt je ineens in een situatie die je van tevoren niet had kunnen bedenken. Je ontmoet een oude bekende en het klikt zo goed dat jullie besluiten samen een bedrijf op te richten. Alles gebeurt vanwege een onderliggend plan. Laat het plan zich ontvouwen. Jij leeft van dag tot dag. Je laat jezelf niet meeslepen als drijfhout; jij staat wel degelijk aan het roer, maar tegelijkertijd herken je dat er zich iets ontvouwt in je leven wat zijn eigen bedoeling heeft. Die bedoeling kun je ontdekken op het moment dat het plan zich ontvouwt.

Als je zou weten dat alles volgens jouw plan zal plaatsvinden, dan hoef je niet eens te leven. Stel je voor dat je alles zou weten wat er staat te gebeuren. Voor de rest van je leven weet je al wat je gaat eten als ontbijt, lunch en diner. Je volledige toekomst is tot in de details uitgestippeld en aan je bekendgemaakt. Dan is er niets meer aan! Er zijn dan geen verrassingen, geen onverwachte wendingen in je leven. Als je verrassingen wilt, maak dan plannen voor de toekomst, doe wat je te doen hebt en laat de uitkomst over aan de wetten die het ontvouwen van gebeurtenissen regelen. Een opgewekt mens is klaar voor verrassingen.

4. Gebruik de mantra ‘het is fijn om mezelf te zijn’
Wanneer bezorgdheid, zelfveroordeling of angst oprijst, kunnen we dit verwerken door de juiste houding naar onszelf aan te nemen. Dat zulke emoties oprijzen, daar kunnen we niets aandoen; dat gebeurt. Maar we hebben wel een keuze in hoe we ermee omgaan. Herinner jezelf er aan dat het fijn is om jezelf te zijn. Zeg tegen jezelf ‘Het is fijn om mezelf te zijn.’ Acceptatie van jezelf geeft ontspanning en tevredenheid. Als er gebieden zijn waarin het goed zou zijn om te veranderen, span je daar dan voor in. Maar je hoeft je niet te bewijzen aan anderen. Als iemand anders lelijk over me denkt, dan is dat zijn of haar probleem. Ik accepteer mezelf zoals ik ben. ‘Het is fijn om te zijn zoals ik ben.’ Gebruik een zin als deze als een soort mantra om dagelijks te herhalen.

De Bhagavad Gita leert ons geleidelijk inzien dat we volledig acceptabel zijn.

Ik hoef niets te bewijzen, aan niemand niet, zelfs niet aan God. Als ik mezelf zou moeten bewijzen aan God, dan zou zijn acceptatie voorwaardelijk zijn. Dan wordt God een persoon zoals ieder ander. 

5. Vier je leven, elke dag!
Vier niet alleen je verjaardag, maar vier je leven elke dag. Wanneer je ’s ochtends opstaat, erken dan dat het fijn is om te leven. Neem je leven niet voor lief. Je hebt weer een dag erbij om te vieren! Als je onder de douche staat, kun je al beginnen met het plannen van hoe je vandaag wilt vieren. Je hoeft niet elke dag een taart te bakken, maar vier je leven met de dingen die je doet.  Alles wat je doet is een viering van jouw leven. ‘Ik leef vandaag. Het is fijn om te leven. Het is leuk om te doen wat ik doe.’ Dit is opgewektheid van geest.

Het resultaat: een heldere geest en een glimlach op je gezicht
Als je geest deze houding heeft, dan is er helderheid, opgewektheid. De mentale discipline (tapas) is dus om elke keer dat je ontevreden of bezorgd bent, tevredenheid en opgewektheid op te roepen. Die opgewektheid van geest brengt een glimlach op je gezicht. De mentale opgewektheid uit zich in een zichtbare opgewektheid, wat Krishna als tweede aspect van mentale discipline noemt. Deze opgewektheid is niet een gedragsverandering, maar een verandering die ontstaat door een bewust denkproces zoals hierboven beschreven.

Geplaatst op Geef een reactie

Het schoonhouden van je geest

De Bhagavad Gita spreekt over verschillende waarden voor persoonlijke ontwikkeling. Een van deze waarden is śaucam, reinheid. Het is vanzelfsprekend dat we ons lichaam schoonhouden, maar onze geest heeft ook een dagelijkse schoonmaakbeurt nodig om deze helder, liefdevol en opgewekt te houden.

Wat is aśaucam, onreinheid, van de geest? Swami Dayananda zegt in zijn boek ‘De Waarde van Waarden’: “Jaloezie, woede, haat, angst, zelfzuchtigheid, zelfveroordeling, schuld, bezitterigheid, trots, al deze reacties en het klimaat van wanhoop en wrok dat tegelijkertijd ontstaat.”

Net zoals je kleren elke dag een beetje stof verzamelen en je bureau rommel verzamelt, zo verzamelt je geest tijdens ontmoetingen met mensen en situaties dagelijks aśaucam. “Gekoppeld aan gevoelens van voorkeur en afkeer hechten er zich vlekken van afgunst vast, landen er sporen van ergernissen, verschijnen er strepen van bezitterigheid, en bovenal verspreidt er zich het fijne stof van zelfkritiek, schuld en zelfveroordeling.”

Tegenovergestelde gedachten denken
Wanneer er geen dagelijkse reiniging is, uitwendig of inwendig, wordt de taak zwaarder door de ophoping van vuil. Om je geest schoon te houden, is het nodig alert te zijn op wat er zich in je geest afspeelt. Als je merkt dat er gedachten van afgunst, veroordeling of ergernis in je geest zijn ontstaan, dan kun je doelbewust het tegenovergestelde denken. Stel dat je je aan iemand stoort, ga dan na wat zijn of haar goede eigenschappen zijn en herhaal deze een paar keer voor jezelf.  Zo voorkom je dat de gevoelens van afkeer zich vastzetten in je geest als haat.

Swami Dayananda: “Wanneer ik in een ander doordring, zal ik liefde vinden. Ik ben in staat om lief te hebben. Gemanifesteerd of niet, iedereen bezit de kwaliteiten die een mens tot een heilige maken: medeleven, barmhartigheid, liefde, argeloosheid. Zoek doelbewust naar die dingen in een ander mens, die wijzen op zijn of haar menselijkheid en heiligheid. Die zijn in ieder mens te vinden.

Als je je aandacht richt op de sporen van heiligheid in een ander mens, worden alle andere dingen die je in hem of haar waargenomen hebt eenvoudigweg toegeschreven aan fouten, vergissingen, gewoontes, verkeerd denken, verkeerde omgeving, verkeerde opvoeding. Kijk achter de daden om de mens met zijn heilige eigenschappen te zien, want dat zijn de aangeboren menselijke eigenschappen. Heilige eigenschappen zijn de eigenschappen van het zelf, de eigenschappen die waarlijk de menselijke natuur vormen. Negatieve eigenschappen zijn incidenteel: ze komen en gaan.”

De Waarde van Waarden

Afkeuring of veroordeling van jezelf kan net zo min gerechtvaardigd worden als het afkeuren van anderen. Heb daarom begrip voor je beperkingen, de omstandigheden waarin je bent opgegroeid en je huidige omstandigheden. Zie dat je in staat bent om lief te hebben en eigenschappen bezit zoals vriendelijkheid, medeleven en behulpzaamheid. Weiger om jezelf te veroordelen, en denk op hetzelfde moment doelbewust niet-zelfafkeurende gedachten.  Zo hou je je geest schoon en opgewekt.

Neem een kijkje in het boek De Waarde van Waarden.

Geplaatst op Geef een reactie

De Veda’s, Upanishads en Bhagavad Gita

Wat zijn de Veda’s?

De oorspronkelijke geschriften uit de Indiase Vedische cultuur worden de Veda’s genoemd. Het woord ‘Veda’ is afgeleid van de Sanskriet-wortel ‘vid’, wat ‘weten’ betekent. De Veda’s zijn een zeer omvangrijke bundel kennis.

Duizenden jaren geleden zijn de Veda-mantra’s ontvangen door zieners (rshi’s), mensen die méér konden waarnemen dan anderen. Deze wijzen zijn dus niet de auteurs van de Veda’s. De Veda’s zijn door niemand van ons bedacht, maar maken onlosmakelijk deel uit van het universum. Ze worden beschouwd als geopenbaarde kennis.

De Veda’s bestaan uit twee gedeelten. Het eerste (en grootste) gedeelte, karmakānda genoemd, gaat over handelingen, rituelen en meditaties. Dit deel helpt ons om onze materiële doelen na te streven en ethisch te handelen. Het tweede (kleinere) gedeelte wordt Vedanta of jñānakānda genoemd. In dit gedeelte vinden we de Upanishads die zelfkennis geven.

Wat zijn Upanishads?

De Upanishads vormen het laatste gedeelte van de Veda’s, ook wel Vedanta genoemd. Deze Sanskrietteksten, veelal in de vorm van dialogen tussen leraren en leerlingen, behandelen de grote levensvragen: wie ben ik? Wat is de wereld? Wat is God? Ze zijn samen met de Bhagavad Gita en de Brahmasutras de drie pijlers van de onderwijstraditie van Advaita Vedanta. 

Er staan vele Upanishads in de Veda’s. Tien ervan hebben bekendheid verkregen doordat Adi Shankara (800 n.C) ze heeft toegelicht in zijn commentaren. Wil je meer weten over de Upanishads? Onder ‘Inspiratie’ vind je onder andere het artikel ‘De Upanishads: het grootste geheim’. Of lees het boekje ‘Sleutel tot de Upanishads’.

Wat is de Bhagavad Gita?

De Bhagavad Gita is een prachtige dialoog tussen Heer Krishna en de krijger Arjuna. Het is een onderdeel van het grote epos de Mahābharata, en geeft de essentie van de Upanishads op een relatief toegankelijke wijze weer. De Bhagavad Gita wordt de status van Upanishad toegeschreven, omdat het geschrift zelfkennis als onderwerp heeft. Daarnaast geeft de Gita waardevolle details over karmayoga en hoe je in harmonie met de wereld kunt leven. Lees ook de uitgebreide blog ‘Wat is de Bhagavad Gita?’